De collega journalisten

Door: Henri van Voorn

De drafsport floreerde in de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw. Ook in Groningen. Tijdens hoogtijdagen kwamen er meer dan 5.000 toeschouwers naar de fraai baan in het Stadspark. Aan het einde van de vorige eeuw werd het allemaal minder. Wat men de sport niet kan afnemen is de rijke historie. Onder het motto “gelukkig hebben we de verhalen nog” haalt Henri van Voorn af en toe herinneringen op. 

Het zal u niet verbazen dat in een sport vol bijzondere mensen ook bijzondere journalisten opereerden. Dit jaar is een mooi moment om daarbij stil te staan, want in februari ontviel ons op de gezegende leeftijd van 91 jaar de allergrootste op ons vakgebied, Hans Eijsvogel. Hans was er al toen ik 45 jaar geleden voor het blad Draf en Rensport debuteerde.  Cees Berg schreef toen voor de Telegraaf en vertelde wekelijks in Avro’s Sportpanorama op de radio over de sport. Dan had je Gerard van Maarseveen, die steevast op zondag en dinsdag per fiets vroegtijdig de koersen in Hilversum verliet om voor de radio de uitslagen van de koersen voor te lezen. Gerard was ook hoofdredacteur van het blad Draf en Rensport en na zijn heengaan werd hij opgevolgd door Aad van Leeuwen. Die had furore gemaakt als roeiverslaggever en volger van het Nederlands elftal. Aad was degene die me de kans bood om naast mijn beroep als accountant in mijn vrije tijd over de draverijen te schrijven. Hans Eijsvogel was ook geen fulltimer, want hij was in het dagelijks leven tandarts. Wij noemden hem overigens nooit bij zijn echte naam. Zowel voor zijn kleinkinderen die geen opa mochten zeggen als ons was het “Eys”. Hij was steengoed als paardensportverslaggever voor radio en televisie, maar ook een moeilijke man. Waar Eys verscheen, was reuring en lawaai. Als je als verslaggever niet minstens eenmaal knallende ruzie met hem had gehad, dan telde je niet mee. Wat dat betreft had ik niets te klagen, want wij hebben minstens driemaal langdurig niet met elkaar gesproken. Het kwam tussen Eys en alle collega-journalisten altijd weer goed. Zo goed zelfs dat Eys begin jaren tachtig besloot om een keer mee te rijden in de jaarlijkse draverij voor journalisten op de baan van Alkmaar. Na bekendheden als Henri Remmers en Willibrord Frequin maakte Eys zijn opwachting met Rallant Way van trainer Piet Smit. Vanwege zijn ervaring als amateurrijder was Eys ervan overtuigd dat hij en niemand anders de koers zou winnen. Hij stuurde zijn kameraad Guus voor de start met een stapel bankbiljetten naar de toto om de winst van extra glans te voorzien. Na het wegrijden van de startauto nam Rallant Way de leiding en keken wij Eys geruime tijd in de rug. Bij het naderen van de laatste bocht haperde de draver echter en een voor een passeerden wij grijnzend Eys. Tijdens het diner na afloop van de koersen bleef de stoel van Eys leeg. Guus vertelde me later dat Eys trainer Piet Smit na afloop luidkeels onder uit de zak had gegeven en dat ze toen naar huis waren gesneld.

Toen in 1980 de Limburgse baan Schaesberg openging maakten wij kennis met nieuwe collega’s. Daarvan is George Taylor, die voor een Limburgse krant schreef mij bijgebleven. George was een aimabele Limburger. Wij troffen elkaar vaak voorafgaand aan de koersen bij hotel-restaurant Overste Hof aan de achterzijde van de baan. Daar waar wij met koffie begonnen, daar nipte George al aan een glaasje rode port. Daarvan werkte hij er ook tijdens de koersen nog een paar naar binnen en daarna wist George alles beter.  Zijn vakkennis bereikte het hoogtepunt tijdens de Derby voor de D-jaargang in 1989. George wist 100% zeker dat de Limburgse draver David H van Wim Velis zou gaan winnen, terwijl wij via trainer Hennie Grift al wisten dat de voorbereiding van David H niet naar wens was geweest. George wilde er niets van weten en wedde met alle persmensen om behoorlijke bedragen dat David H zou winnen. Het zou een dure Derby dag voor George worden, want David H sprong al voordat hij de eerste bocht bereikt had. Toen de baan in Schaesberg in 1991 sloot schreef George af en toe nog een artikel over de drafsport in de Telegraaf. Daar was zijn zoon Charles inmiddels opgeklommen tot chef van de sportredactie. 

In Noord-Nederland was Harm Jager heel lang voor het Nieuwsblad (later Dagblad) van het Noorden de vaste verslaggever. Harm combineerde dat met een baan bij de PTT en een functie als starter op de Noordelijke drafbanen. Als favorieten faalden door een minder geslaagde start dan haalde dat de krant vanzelfsprekend niet. Harm zijn mooiste stunt was dat hij wekenlang het paard Juultje van trainer Joop van Leeuwen als favoriet tipte. Iedere keer eindigde Juultje in de verre achterhoede en dan riep Joop met gevoel voor theater naar Jager “hoe kun je zo’n paard nu tippen? Jij hebt er geen kijk op”. Harm had in de training al lang gezien dat Juultje hard kon lopen maar dat er bewust enige tijd kalm aan werd gedaan voordat “de poen er op kon”. Weken later kreeg Harm zijn gelijk, want Juultje won met voorsprong. 

In de gloriedagen van de drafbaan van Hilversum leerde ik Wim Berbee van de Gooi en Eemlander kennen. Hij was naast journalist ook gastheer in de heuse perskamer die Hilversum had. Behalve een goed gastheer was Wim ook bewaker van de telefoon in de perskamer. Maanden na ingebruikname van de perskamer bleek de telefoonrekening torenhoog op te lopen omdat functionarissen tussen de koersen door met familieleden in andere werelddelen belden. Er kwam een hangslot op de telefoon en Wim was sleutelhouder. Wim was ook de enige verslaggever die een eigen werkwoord had, “Berbeeën”. Er zijn nog altijd verslaggevers die weten dat dat woord staat voor “aanvallen bij het lopend buffet”. Hoe hard wij ook draafden Wim was als eerste bij het buffet. 

Voor het Algemeen Dagblad was Barkey Wolf jarenlang de verslaggever. Later ging André Buurman, van de Haagsche Courant het AD doen. Hij is onlangs gestopt, maar als ik hem tref, dan lachen wij veel om oude herinneringen. Zoals om het boek “1000 paarden en een Prins” dat André schreef. Dat gaat over de memoires van Hans Eijsvogel. “Waar begin je aan?” vroeg ik André toen hij die klus aannam. Weken later moest hij bekennen dat het al regelmatig hommeles was. Het resultaat mocht er uiteindelijk zijn maar de presentatie van het boek zorgde opnieuw voor problemen. André vertelde in geuren en kleuren dat Eys echt niet bij Albert Verlinden van RTL Boulevard aan tafel wilde en zo vielen meer tv-programma’s af. Eys heeft ons altijd voorgehouden dat het tijdens zijn uitvaart zwart van de mensen zou zien. De ene helft uit medeleven en de andere helft om te zien of het echt waar was dat hij overleden was. In werkelijkheid is Eys in kleine kring weggebracht met daarna een persbericht voor de buitenwereld. Ik koester nog een blijvende herinnering aan Eys. Toen ik 40 jaar voor Draf en Rensport werkte, belde hij me op met de volgende woorden. “Ik las het interview met je en ik heb een bijzonder aandenken dat ik nu naar je toe stuur. Jij bent de enige die iets krijgt uit mijn uitgebreide verzameling. Ik lig met alle mensen van de Draf- ren Rensport overhoop en na mijn dood gaat alles naar de vuilstort”. De volgende dag werd er een grote doos bezorgd met daarin een Delftblauw bord waarop de draver Happy First met pikeur Klaas Woudstra is afgebeeld. Helden uit mijn jeugd en dat bord siert nu ons huis. In de spreekstijl van Eys hangt het bord ‘hallll…verwege’ de gang. Ik kan niet ontkennen dat ik er trots op ben. Eys was toch de grootste onder de collega’s. 


Henri van Voorn

Over Henri van Voorn

De drafsport floreerde in de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw. Ook in Groningen. Tijdens hoogtijdagen kwamen er meer dan 5.000 toeschouwers naar de fraai baan in het stadspark. Aan het einde van de vorige eeuw werd het allemaal minder. Wat men de sport niet kan afnemen is de rijke historie. Onder het motto “gelukkig hebben we de verhalen nog” haalt Henri van Voorn af en toe herinneringen op.