De dominee

Door: Erik Hulsegge

Het was in de nadagen van mijn voetballoopbaan. Ergens in mijn lijf zat iets mis. Iets heel erg mis. Stekende pijn in mijn heup, stekende pijn in mijn rug, maakte dat voetballen niet meer zo ging. 

Van dragende stopperspil in de hoofdmacht van Westerlee, kwam eerst de reservebank en al gauw de degradatie naar het tweede.  

Maar zelfs dat werd een te zware opgave voor dat verrekte lijf van me. Ik was nog jong en wilde nog zo graag. De geur van gras, de geur van midalgan, het geluid van de noppen op de tegels van de kleedkamers, het ‘gesteukel’ voor en na de wedstrijd en het bier drinken in de kantine.

Ik kon het niet missen en zo belandde ik in het vijfde zaterdagelftal van de Winschoter Voetbal Vereniging. Overloper naar de Toffeetjeclub, zeiden ze in mijn dorp. Een elftal van journalisten in de nadagen, journalisten aan het begin van hun carrière, barkeepers en uitsmijters van de stamkroeg, postbodes, stucadoors en een piepkleine Italiaan. 

Een elftal van gemiddeld twaalf bier na de wedstrijd. Dat moest toch nog wel kunnen. Dacht ik. 

Op een winderige grijze en koude zaterdagmorgen speelde we aan de Julianastraat op Knoal. Het zesde elftal, het kan ook het vijfde of zevende zijn geweest, van de Sportclub Juliana Stadskanaal was onze tegenstander. 

In de kleedkamer stonk het  al ras naar drank, omdat de avond ervoor erg gezellig was geweest in het stamcafe en bijna het complete elftal zich een stuk in de kraag had gezopen in dat zelfde stamcafe. 

Gezucht, gesteun, her en der een spierwit gezicht en soms een vluchtig kokhalsgeluid. Degene die geen last hadden van katers oreerden met luide stem over de avond er voor.  Rienko die van de barkruk af was gevallen, Berend die zijn borsthaar in de fik had gestoken om een vrouw te imponeren, Hendrik die had staan zoenen met de dochter van de bankdirecteur en een Duitser die van de trap was gevallen. 

Dat de man eerst minuten lang bewusteloos was blijven liggen en daarna gewoon opstond om gewoon weer ‘Ein Bier bitte’ bestelde aan de bar. De kleedkamer bulderde van het lachen. 

‘Godverdamme!!’ De vloek van Geert kwam boven het gelach uit. Het geluid in de kleedkamer verstomde. Ieders blik ging richting Geert. Die stond met alleen een voetbalbroekje aan en twee hele broden in zijn hand. ‘Verdamme! Voetbalschounen vergeten’ bulkte Geert. 

Geert bleek het verkeerde puutje te hebben meegenomen. In plaats van de zak met zijn voetbalschoenen had ie de zak met brood in zijn voetbaltas gestopt. ‘Haarst die broden ook wel eem snieden loaten kint’, riep Frekie en de hele kleedkamer bulderde van het lachen.  

Zonder Geert, die op de weg terug was naar Winschoten om zijn twee broden om te ruilen voor twee voetbalschoenen, begonnen we aan de wedstrijd,  Mijn tegenstander was een klein oud mannetje. Ik dacht ‘zeker zestig’ en verheugde mij op een makkelijk middagje. 

Ik was rechtsback geposteerd omdat onze good old Eddie, - die altijd die positie bezette - die dag meedeed aan het viskampioenschap van Westerwolde. Ik was er met een flinke hamer in mijn hoofd en een brak lijf niet zo rouwig om. De kleine oude linksbuiten liep ook geen meter te veel. Dat paste precies. 

Wat niet zo paste is dat hij heel goed kon voetballen. Veel beter dan ie eruit zag. Bij de eerste de beste bal die hij kreeg, speelde hij mij meteen door de benen. De spelers van de thuisclub lachten om de kunde van de kleine man. De spelers van mijn elftal lachten om mijn onkunde. Jampie, onze doelman wreef het even later nog even in. 

‘Tikkie terug zwientjevanger…’  refereerde hij aan mijn open O-benen. Ik werd er chagrijnig van en ging verhalen bij de kleine man. ‘Verdamme. Dat flikst mie nait nog n moal!’,  probeerde ik verbaal indruk te maken. Even later gleed hij met een halve schaar langs mij heen en zijn voorzet werd knap ingekopt door de spits van de Julianen.  

Andermaal kreeg ik de hoon van het elftal over mij heen. Ik werd in plaats van chagrijnig woest. Bij de volgende balaanname, zet ik een tackle in met twee banen en werkte de kleine oude man met bal en al over de zijlijn. ‘Godverdamme, ik haar die toch woarschaauwt!, riep ik hem na. 

De man zei niks, stond weer op en voetbalde gewoon verder. Als hij bij mij in de buurt kwam ging ik op zijn tenen staan, vloekte nog een paar keer en zei dat ie de hele wedstrijd  geen bal meer zou raken. 

Vlak voor rust kreeg de man aan de zijlijn een bal in de voeten gespeeld. Ik stond vlak achter hem en dacht: Die kan geen kant op. Maar in plaats van de bal aan aan te nemen, liet hij de bal door zijn benen lopen en liep hij zelf aan de andere kant om mij heen. 

Andermaal volgde een afgemeten voorzet en hoefde de spits van Knoal de bal alleen maar in te tikken. Na hoon volgde nu ook woede van het elftal richting mijn persoon. ‘Doe Zoepkaalf kinst dij ol bogerd toch wel hebben…’   

De eerste de beste bal die hij daarna kreeg schoffelde ik hem vanachter vol op de achillespezen onderuit. Nu ontstaken de spelers van de thuisclub in woede en dreigde er een opstootje rond mijn persoon. Het mannetje zelf zei niks en stond gewoon weer op. De scheidsrechter floot voor dat het gierend uit de klauwen zou lopen, meteen voor rust. 

In de kleedkamer vond leider Luppo dat het beter was dat ik gewisseld werd. Geert die zijn voetbalschoenen en de weg terug naar Stadskanaal had gevonden, werd mijn vervanger. Ik heb de hele tweede helft onder de douche gestaan. 

Met een biertje aan de bar van de kantine kwam ik weer een beetje bij. De man achter de bar herkende mij en had kennelijk gezien wat er op het veld gebeurd was. Dat ik het toch een beetje rustiger aan moest doen. En dat al mijn gevloek geen enkele pas had... ‘Dij man mout meurn ook gewoon weer aan t waark…’ voegde de barman er veelbetekenend aan toe.  

Het was zaterdag. Dus zou de man op zondag weer aan het werk moeten.  ‘Is hai ook journalist den?’ vroeg ik bijdehand.   

‘Neeee…’ zei de man. ‘Dat is onze dominee..’ 

Het was mijn laatste officiële wedstrijd. Die week kreeg ik zoveel last van mijn heup dat ik mijn voetbalschoenen aan de wilgen hing.


Erik Hulsegge

Over Erik Hulsegge

Al tientallen jaren maakt Erik Hulsegge de burelen van RTV Noord onveilig. Functies als bureauredacteur, verslaggever, eindredacteur en presentator zijn hem niet vreemd. Tegenwoordig heeft hij iedere zondag een column op de site van z'n zo geliefde omroep. Voor Sport in Stad schrijft Erik met enige regelmaat ook een column.