De Vliegende Banaan

Door: Henk Mulder

Kan fruit vliegen? Ja, fruit kan vliegen

Een wetenschappelijk vraagje: kan fruit vliegen? Het antwoord is natuurlijk nee, fruit kan niet vliegen. Tenzij het door een vogel van de boom is geplukt en meegenomen. Maar in dat geval vliegt het fruit niet zelf, is het hooguit passagier. Fruitvliegen kunnen wel vliegen, al geldt dat dan niet voor alle vertegenwoordigers van het genus drosophila, omdat genetici voor dna-onderzoek vleugelloze varianten hebben gekweekt om de vererving te bestuderen. Slotconclusie: fruit kan niet vliegen.

Waarom deze merkwaardige inleiding van een stuk over sport? Omdat fruit daar namelijk wèl kan vliegen. We gaan daarvoor een stuk terug in de tijd. Naar de jaren zeventig en tachtig van de voorbije eeuw. Als jong verslaggever van de krant heb ik destijds het genoegen mogen smaken op papier te getuigen van de heldendaden in de grasbaanracerij. Dat was wel een zaak van de lange adem. Programma’s waar geen einde aan scheen te komen, langdurig stilleggen van het spektakel als er weer eens een coureur gecrasht was. En dat meestal in de brandende zon, want grasbaanraces leken het hete zomerweer als magneten aan te trekken.

Het betekende vaak stof happen, na thuiskomst moest je echt eerst onder de douche om pas daarna naar de krant te gaan. Meestal was je dan al vergeten welke obstakels je had moeten overwinnen om zo aantrekkelijk mogelijk verslag te kunnen doen. De grasbaanwereld was bijzonder, door de mensen die erbij betrokken waren. Zo open en leuk als de coureurs waren, zo taai de lieden die de zaak in goede banen moesten leiden. Daar stonden ze, met opgerolde hemdsmouwen, indrukwekkende buiken en vooral armen. Om de biceps een met twee gespen gesloten band: CONTROLE. Daar moest je aan voorbij om een voor de pers goede plaats te krijgen, om in contact te komen met de renners.

Dat was bepaald geen sinecure, omdat de controleurs de strikte opdracht hadden meegekregen niemand door te laten. Er was heel wat overredingskracht voor nodig om hen zo ver te krijgen de pers door te laten. Vaak waren ze volstrekt ongevoelig voor het argument dat het toch in het belang van de hele racerij en zeker het onderhavige evenement was om een goede pers te krijgen. Wat je er uiteindelijk van leerde was welke tactiek je moest aanwenden om er toch langs te komen.

Grasbaanraces waren destijds populair. Duizenden toeschouwers kwamen erop af. Of het nou in Loppersum, Eenrum, Mussel, Opende, Blijham of Stadskanaal was. Gewapend met kratten bier, gevulde picknickmanden en wat niet al. Het waren uitjes in een tijd dat de televisie je niet de hele godganse dag bombardeerde met uitzendingen over sport. Er waren helden zoals Tjalle Reitsma, Roelof Thijs, Sjoerd en Hylke Dijkema en niet te vergeten Ab de Groot, bijgenaamd de ‘Vliegende Banaan’. De Groot had een zaak in fietsen, brommers en motoren in Blijham. De winkel bevond zich schuin tegenover de slagerij van mijn oom Derk-Jan Weeke, bekend geworden als voetballer en het gezicht van de plaatselijke club ASVB.

Je had als jongetje al wel eens gehoord van de heldendaden van de westerling die verzeild was geraakt in het Oost-Groningse dorpje, nu kon je er ronkende artikelen over schrijven. De races die ik heb gezien leverden nooit een overwinning op van de Vliegende Banaan, de man in het gele pak en met de typerende licht gekromde houding op de machine-zonder-rem. Er was altijd wel een in ‘Sandbahn’ gespecialiseerde Duitser, een Engelsman die tijdelijk het speedway voor de grasbaan inruilde of een vaderlandse rivaal beter, maar Ab de Groot was en bleef een fenomeen.

Was grasbaan door Ab erg populair in Blijham en omstreken, het dorp beschikte over een eigen baan ‘De Kuip’, de mooiste accommodatie bevond zich in Stadskanaal. Daar werden traditioneel op tweede pinksterdag races gehouden op een van de langste banen in het circuit. Bloedheet kon het zijn rond het voetbalveld van de vereniging SPW. De zon die onbarmhartig precies in de tribune scheen, waar wij als verslaggevers ons werk moesten doen. In die tijd was mijn collega Jan Mennega, net als ik zelf later gespecialiseerd in voetbal, grasbaan-expert. We zijn getweeën in Stadskanaal wel eens behoorlijk rood geworden, smachtend naar een drankje, waar je maar niet aan kon komen vanwege de lange rijen voor de standjes. Wat wil je, met tienduizend of meer toeschouwers.

Daar, in Stadskanaal, werd 31 mei 1982 ook een van de zwartste bladzijden in de roemruchte geschiedenis van het grasbaanraces geschreven. Tijdens het WK slechtte de Tsjechoslowaak Zdenek Kudrna de ruime bocht, maar verloor door een malheur de macht over het stuur en ramde de houten boarding. Dat had op zichzelf nog niet zo erg hoeven zijn, maar de ongelukkige coureur raakte uitgerekend het stuk plank dat niet intact was: er stak een spaander uit. Die doorboorde het onderlichaam van Kudrna en richtte daar zo veel schade aan dat de renner later in het ziekenhuis overleed.

Het was uiterst triest. Grasbaanrenners waren gewend aan gebroken sleutelbenen, polsen of benen. Daar was wel overheen te komen en ze stapten even vrolijk weer op de machine als de boel weer enigermate genezen was. Dat was de aantrekkelijkheid van dien sport, de heroïek, dat nooit versagen. Kerels waren het. Hoewel, kerels, zo hier en daar verscheen er wel eens een onverschrokken vrouw ten tonele. Ze nam plaats in het bakje van de zijspan, een spectaculair onderdeel van het programma.

De gezelligheid rond de baan sloot naadloos aan op die in het rennerskwartier, waar naast druk gesleutel aan de motoren ook altijd tijd was voor een drankje, een hapje en een praatje. De coureurs waren zonder uitzondering openhartig, gastvrij en over het algemeen welbespraakt. Als je daar in het domein van de coureurs dus al verzeild was geraakt na de obstakels van de controleurs te hebben overwonnen. Maar meestal lukte dat wel met enige bijstand van een deelnemer.

Er is één geval geweest, voor zover ik me herinner, dat het gezelschap coureurs, publiek en pers niet veroordeeld was tot stofhappen. Dat speelde zich af in Amersfoort, ver van het grasbaanwalhalla Noord-Nederland. Amersfoort, de domicilie van de gebroeders De Haas. Een apocalyptisch aandoende onweersbui teisterde die dag de oude stad en veranderde de zo nauwgezet geprepareerde piste in een moeras. Druk overleg leidde er uiteindelijk toe dat de wedstrijden werden afgelast, waardoor iedereen onverrichterzake huiswaarts moest. Hetgeen nog een avontuur op zichzelf werd, omdat de tempeest van geen wijken wilde weten. Op de snelweg was geen hand voor ogen te zien, het flitste en donderde zonder ophouden, er moest in de auto geschuild worden onder viaducten.

Dat avontuur in Amersfoort stond in schril contrast met wat meestal de entourage was: in de blote bast langs de baan een biertje drinken, het opwaaiende stof voor lief nemend. Zoals de keren in Blijham, waar het publiek te hoop was gelopen voor hun held, Ab de Groot. En al stond die dan aan het eind van de dag niet op het hoogste treetje, hij won altijd wel een heat en dat leverde onwaarschijnlijke taferelen op. Bij het overschrijden van de eindstreep, het vallen van de geblokte vlag, steeg er dan een gebrul op dat tot in de verre omtrek te horen was. Dan kon je het klinken van de bierflesjes uit alle richtingen rond de baan horen en de toeschouwers zien die elkaar van enthousiasme aanstootten of omhelsden. De Vliegende Banaan had het weer eens geflikt.

En ja, in die jaren kon fruit vliegen. Tot vreugde van het volk. Het zijn vervlogen tijden. Helaas. Wat graag was ik nog eens de discussie aangegaan met zo’n mannetjesputter, getooid met de controleband. Om de held te interviewen, hem in de krant nog eens figuurlijk op het schild te hijsen.

Hem, de Vliegende Banaan.  


Henk Mulder

Over Henk Mulder

Hij is een oer-Groninger. Geboren en getogen in Winschoten. Henk Mulder schrijft bijna z'n hele leven over voetbal en aanverwante zaken. Nu is hij officieel pensionado. Henk produceert met regelmaat columns voor Sport in Stad.