Jan Wagenaar, pikeur van de eeuw

Door: Henri van Voorn

Foto: (c) Archief Henri van Voorn

De drafsport floreerde in de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw. Ook in Groningen. Tijdens hoogtijdagen kwamen er meer dan 5.000 toeschouwers naar de fraai baan in het stadspark. Aan het einde van de vorige eeuw werd het allemaal minder. Wat men de sport niet kan afnemen is de rijke historie. Onder het motto “gelukkig hebben we de verhalen nog” haalt Henri van Voorn af en toe herinneringen op.

Hij was onbetwist de grootste trainer/pikeur in de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw. Het leverde hem zelfs de eretitel “pikeur van de eeuw” op. Tijdens zijn actieve carrière waren Willem Geersen met zijn rechterhand Martin Vergay en Jan van Dooyeweerd zijn grootste tegenstanders. Nu Jan Wagenaar in december 2020 op 83-jarige leeftijd als laatste van deze helden uit het verleden is overleden, is het tijd om een column te wijden aan de grootmeester uit Otterlo.  Jan Wagenaar werd in 1937 in Amstelveen geboren waar zijn vader dravers trainde. Die vader had een moeilijke jeugd achter de rug want zijn vader overleed vroeg. De oude Wagenaar moest van jongs af aan bikkelen om te overleven. Het heeft de man die later veelal omschreven werd als iemand met “een grote mond maar een klein hart” gevormd. Toen Amstelveen wilde uitbreiden moest Wagenaar vertrekken. Toen de familie op een middag rondtoerde over de Veluwe viel het oog van senior op een boerderij met veel land in Otterlo.

Daar liet hij begin 1960 een fraai entrainement bouwen. Vader en zoon waren ongekend succesvol toen zij op de Veluwe hun dravers op de 1600m lange zandbaan trainden. Vader had beslist dat Jan junior ook pikeur moest worden. Hoewel hij zelf twijfelde werd hij in 1953 leerling-pikeur en bij zijn derde start was het al raak. Hij won zijn eerste koers in Groningen met Quita Scott. Hij had trouwens wel iets met Groningen want daar behaalde hij in 2007 ook zijn laatste zege met Very Nice Lobell. Bij het 100-jarig bestaan van de Harddraverij- en Renvereniging Groningen werd er eenmalig een kortebaandraverij op de Vismarkt gehouden. Jan Wagenaar won daar fraai met Remi Star. In het najaar van 2010 nam Jan Wagenaar officieel afscheid van de drafsport op de Groninger Drafbaan. Toeval of niet, twee van Wagenaar’s  grootste cracks hadden een eigenaar met Groninger roots. De eerste was Quicksilver S. Hij was gefokt door de Groninger Joh. Smit. Quicksilver S stond bij vele trainers en bracht ze allemaal tot wanhoop.

Toen hij al negen jaar oud was kocht Smit hem terug en belde na een mislukte poging bij trainer Geersen naar de oude Jan Wagenaar of die het wilde proberen. Martin Vergay leverde de hengst af en sprak de legendarische woorden “kijk ouwe, op deze kun je het leren”. Maar dat was helemaal niet nodig, want Wagenaar wist allang dat Quicksilver S op verkeerde ijzers stond. Dat veranderde hij en hij liet de hengst dagelijks in zijn eigen paddock buiten lopen. Daar trainde hij zichzelf. In zijn tweede jeugd was Quicksilver S een openbaring. Uiteindelijk won hij 142 koersen en dat is nog altijd een wereldrecord. Hij won alle Kampioenschappen, de Grote Prijs van Nederland en de Gouden Zweep meerdere keren. Op 17-jarige leeftijd nam hij op de baan van Mereveld bij Utrecht winnend afscheid. De media-aandacht die dag was enorm. Quicksilver S verdiende in guldens bijna 320 mille. Heden ten dage draagt de sporthal in Zuidhorn, waar Joh. Smit zijn stoeterij had, nog altijd de naam van Quicksilver S.

De andere grote crack in het leven van Jan Wagenaar was Henri Buitenzorg. Die was eigendom van Piet Meinardi, die in Godlinze opgroeide en boer was nabij Schildwolde en in Wehe den Hoorn. In zijn vrije tijd bezocht hij de draverijen. Toen de gebroeders Snetselaar een bedrijfsleider zochten voor hun befaamde stoeterij Buitenzorg in Bemmel solliciteerde Piet en werd aangenomen.  Het eerste veulen dat daar werd geboren was Henri Buitenzorg. Meinardi schijnt tegen de Snetselaars te hebben gezegd “heren u mag de grond kussen waarop hij loopt. Er worden weinig paarden geboren zoals deze”. Zoals alle paarden die op een professionele stoeterij worden geboren zou ook Henri verkocht moeten worden. Probleem was dat Piet de vraagprijs te hoog vaststelde. De Snetselaars bleven maar vragen waarom Henri nog niet verkocht was en uiteindelijk kocht Piet Meinardi hem zelf maar voor 15.000 gulden. Achteraf gezien een koopje want Henri bleek een zeldzame crack. Hij won  83 van zijn 153 starts en verdiende uiteindelijk € 250.000. Hij won Kampioenschappen, de Gouden Zweep, de Prijs der Giganten en de Derby. Die laatste zege was heel bijzonder want Jan Wagenaar belandde kort daarvoor met zijn vrouw Annie in het ziekenhuis na een ernstig auto-ongeluk. Wagenaar wilde beslist Henri in de Derby rijden en kreeg uiteindelijk van de artsen toestemming om voor dat ene ritje het ziekenhuis te verlaten. Dat leek een foute beslissing toen Henri na de start sprong en ver achteropraakte. Jan Wagenaar zette echter de achtervolging in en Henri Buitenzorg wist alsnog de Derby te winnen. Over de grens won Henri het Greyhound Rennen in Duitsland en in Denemarken het Europees Kampioenschap der Vijfjarigen.

In tegenstelling tot het duo Geersen/Vergay bleven de buitenlandse successen van Jan Wagenaar beperkt. Bij zijn heengaan plaatste dochter Yvonne daar een kanttekening bij. “Met zijn capaciteiten en zijn dravers had hij daar veel meer kunnen winnen. Maar dat hoefde van hem allemaal niet zo nodig”. Dat laatste is eigenlijk wel kenmerkend voor Jan Wagenaar. Ik heb hem tijdens en na zijn actieve carrière meerdere keren gesproken op zijn entrainement in Otterlo. Ik herinner me vooral die keer dat hij buiten achter de stal op een bankje zat. “Het is hier mooi hè” sprak hij toen uit de grond van zijn hart. Het entrainement, de mooie omgeving, zijn familie en de paarden maakten hem zichtbaar gelukkig. Van de man die in zijn jonge jaren ten koste van alles wilde winnen was een lieve, tevreden man over die het in Otterlo naar zijn zin had. In tegenstelling tot zijn vader was hij geen man die over alles en nog wat zijn mening ventileerde.

Toch kwamen er tijdens de bezoeken soms onderwerpen aan de orde waar hij een heldere mening over had. Zo gelooft hij niets van de theorie dat een paard na een parcours in het buitenste spoor naast de koploper niet kan winnen. “Dan zijn ze gewoon niet goed genoeg” sprak hij op felle toon. Zijn visie helpt mij nog altijd bij het inschatten van de klasse van een paard. Als een paard vanuit het zogenaamde “dodenspoor” wel wint, dan weet ik in ieder geval dat hij goed genoeg is. We spraken ook over de schampere opmerkingen die pikeurs maakten als Jan met vrouw en kinderen op de klep van de veewagen meegebrachte broodjes en koffie verorberden. Hij zei daarover: “Sommigen vroegen zelfs of we een gulden wilden om in de kantine koffie te drinken. Geef maar op zei ik dan, die gulden komt altijd van pas”.

Zijn leefwijze stelde hem wel in staat om het al relatief jong, toen de successen minder werden, rustiger aan te gaan doen. Dat kunnen de meeste van zijn collega’s niet zeggen. Dat de Wagenaars iets met geld hebben, werd mij in mijn jeugd al duidelijk. De oude Wagenaar werd vaak als “ouwe tiet” aangeduid en zijn zoon werd dan “jonge tiet” genoemd. Dat verhaal is ontstaan toen oude Wagenaar na zijn armoedige jeugd vaak met een bundeltje papiergeld in het borstzakje rondliep. Daarmee wilde hij maar laten zien, dat hij geld had en dat je zaken met hem kon doen. Een insider vertrouwde me later toe dat “ouwe tiet” wel eens wat krantenpapier tussen het papiergeld stopte zodat het nog een beetje meer leek. Dat gedrag paste niet bij de succesvolle Jan Wagenaar. Die stelde zich liever bescheiden op.

Jan Wagenaar werd van 1963 tot en met 1976 elf keer rijderskampioen van Nederland en negen keer kampioen bij de trainers. Hij won vijf keer de Derby, zes keer de Sweepstakes, vijf keer het Kampioenschap van Nederland, acht keer het kampioenschap van de Nederlandse paarden, vijf keer de Grote Prijs van Nederland en vier keer de Gouden Zweep. Ook werd hij Europees Kampioen en won hij de Prijs der Giganten en de Grote Prijs der Lage Landen. Hij won op de langebaan tussen en 3480 en 3490 koersen en op de kortebaan 76.  Kortom de man die altijd winnen wilde, heeft onvoorstelbaar veel gewonnen. Dat gebeurde allemaal in een tijd dat de tribunes nog uitpuilden als Jan Wagenaar met Quicksilver S of Henri Buitenzorg aan de start verscheen.


Henri van Voorn

Over Henri van Voorn

De drafsport floreerde in de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw. Ook in Groningen. Tijdens hoogtijdagen kwamen er meer dan 5.000 toeschouwers naar de fraai baan in het stadspark. Aan het einde van de vorige eeuw werd het allemaal minder. Wat men de sport niet kan afnemen is de rijke historie. Onder het motto “gelukkig hebben we de verhalen nog” haalt Henri van Voorn af en toe herinneringen op.