Mick, je moet knok’n voor je plekkie!

Door: Klaas Stoppels

Michel Houttuin, van 14 augustus 1962, is geboren en getogen in de Stad. In zijn jeugd had hij graag over de grens willen kijken maar zijn beschermende moeder zag dat absoluut niet zitten en dus bleef hij verbonden aan Groningen waar hij zich via BVG, Donar en Giants een plek verwierf in de Groninger basketbalhistorie. Naast basketbal speelde water ook een grote rol in zijn jeugd die zich verder kenmerkte door veel buiten spelen. Vandaag de dag is Michel nog steeds betrokken bij het basketbal in Groningen. Een duik in de anekdotes uit het verleden, een gesprek over het heden en een blik op de toekomst. Was getekend, Michel Houttuin.

Hij groeide dus op in Groningen in de professorenwijk en om precies te zijn aan de Hamburgerstraat. Daar woonde hij met zijn ouders en 1 oudere broer. “Het was een heerlijke wijk om op te groeien”. Wat hem bij bleef vanuit zijn jeugd? “Het spelen op straat met mijn vriendjes. Dat is iets wat mij uit die tijd is bijgebleven. Ik vond het machtig mooi om buiten te zijn. De Hamburgervijver was tegenover ons huis, dat was natuurlijk erg interessant voor een jong ventje. Daarnaast woonden mijn opa en oma in de Oosterparkwijk, op loopafstand van de Hamburgerstraat dus daar was ik ook erg vaak te vinden”. In die tijd stond het Oosterparkstadion er nog en dus ging ik op de zondag ook regelmatig naar G.V.A.V. het latere FC Groningen”.

Zijn moeder was voor die tijd al best wel vooruitstrevend. “Mijn moeder vond dat destijds vrouwen ook gewoon moesten kunnen gaan werken. Daarmee schopte ze tegen een hoop heilige huisjes aan maar ik was en ben er nog steeds trots op dat ze die instelling had. Via een schoonmaak job op kantoor van mijn oom kwam ze uiteindelijk te werken in Maison Swarte. Een voor die tijd toonaangevend en vooral peperduur modehuis in het midden van de Heerestraat waar ze alle functies die bij een cheffin hoorde met verve vervulde. Mijn vader was er meer een van de oude stempel. Al heel vroeg aan het werk in een fotozaak genaamd Wedema. Later ging hij naar Steenmeijer, ook in de Heerestraat. Maar omdat de fotografie business wat terugliep moest hij daar weg. Via GTI werd hij uiteindelijk portier en arrestantbewaarder bij de politie. Dat vond hij fantastisch maar fotografie was echt zijn ding. Ik heb zijn oude Agfa box dan ook nog bewaard. Dat vierkante doosje is voor mij een warme herinnering aan mijn vader”.

Zoals gezegd was Michel een echte buitenjongen. Sport was voor hem op jonge leeftijd dan ook een vanzelfsprekendheid. “Vissen, dat vond ik echt leuk vroeger. Mijn vader was fanatiek visser en dus werd mij dat op jonge leeftijd met de spreekwoordelijke paplepel ingegoten. Op iets latere leeftijd kreeg voetbal mijn interesse mede doordat mijn vriendjes ook voetbalden o.a. bij G.V.A.V. en VVK om maar eens 2 clubs met een rijke historie te noemen. Al snel bleek dat ik te groot en te log was voor het voetbalspel. Ik mocht wel meevoetballen maar had van jongs af aan voor mezelf al wel de drang om, mocht ik aan sport gaan doen, ik dat goed en vooral fanatiek wilde gaan doen. Spelen in een lager elftal bijvoorbeeld, nee, dat was aan mij niet besteed”. Naast voetbal was Michel ook veel in het zwembad te vinden. Hij trok zijn baantjes voornamelijk in het Noorderbad dat inmiddels is omgetoverd tot een bedrijvencomplex. Van zijn 4e tot zijn 16e was hij dan ook lid van G.Z. & P.C oftewel de Groninger Zwem- en Polo club. “Ik kijk met heel veel plezier terug op die periode. Ik was altijd wel een sportfanaat net als de rest van mijn ouderlijk gezin trouwens, vissen, fietsen, zwemmen, waterpolo en ga zo maar door. Op een gegeven moment moest ik gaan kiezen in welke sport ik nu echt door wilde gaan. En net toen ik eraan dacht om het waterpolo een serieuze kans te gaan geven kwam ik in mijn eerste jaar op de middelbare school door twee hele fanatieke gymnastiekleraren in aanraking met basketbal. Dat ging via het interscholaire kersttoernooi. En toen was ik verkocht. Basketbal, dat moest het gaan worden”. Uiteraard kwam Michel in deze periode ook in aanraking met Donar. Toen hij 12 jaar oud was bezocht hij, samen met een groepje klasgenoten al wedstrijden van Donar. “Dragutin "Misko" Čermak en Fred DeVaughn, dat waren twee basketballers bij Donar die bij mij tot de verbeelding spraken. Ik vond dat fantastische spelers. De hele sfeer in de Evenementenhal, dat vond ik helemaal te gek. Op school speelden we veel basketbal, veel partijtjes en dat heeft mij ook geholpen in mijn keuze voor de basketbalsport”.

Welke sport Michel in zijn jeugd ook beoefende hij kon altijd rekenen op de steun van zijn ouders. Ze sloegen geen wedstrijd over. En hoewel moeder Houttuin het nog steeds lastig vond om haar ‘kleine jongen’ los te laten gaf ze Michel steeds wat meer vrijheden. “Die bezorgdheid bleef altijd wel bestaan bij mijn moeder. Zo herinner ik mij nog een opmerking van mijn teamgenoot Albert van der Ark. In die tijd reisden wij als jeugdteam met de trein naar uitwedstrijden. Mijn ouders reisden daar altijd achteraan. We speelden in Amsterdam, in de Apollohal en mijn ouders kwamen binnen. Ze zagen wel mijn teamgenoten maar ik was in de kleedkamer nog even bezig om ons territorium af te bakenen. Mijn moeder vroeg aan Albert waar ik was waarop Albert zei dat ik onderweg uit de trein was gevallen. Mijn moeder was in alle staten. Ik speelde die wedstrijd goed maar zag uit mijn ooghoeken mijn moeder met rode wangen op de tribune zitten. Ze kon die grap absoluut niet waarderen”.

Michel merkte dus al vroeg dat hij vanuit zijn eigen persoon over een sterke drive te beschikken. “De wil om te presteren zat er vanaf jongs af aan wel in. Als klein jongetje was ik erg gesloten en dus was de sport in het algemeen en basketbal in het bijzonder een uitlaatklep”. Michel zette zijn eerste stappen op de basketbalvloer bij Donar. In Jelte de Boer trof hij een trainer die verder keek dan alleen Groningen. Hij nam de talenten uit het team bijvoorbeeld mee naar Amstelveen om daar toernooitjes tegen betere tegenstanders te spelen. “Amstelveen klonk heel ver maar bij Jelte in de grote Toyota waren we er in no time. Later bleek dat Jelte met 200 km op de klok door de polder racete. Je snapt dat mijn moeder daar geen goed woord voor over had”. Hij speelde een tijdje bij Donar maar bleef uiteraard niet lang onopgemerkt. Er begonnen andere coaches naar zijn gunsten te dingen en één daarvan was dé basketbalopleider uit Groningen, wijlen Bill Pijl. Michel maakte de overstap naar BVG en kwam daar in een warm bad terecht. “Het familiegevoel was in die tijd sterk bij BVG aanwezig. Mijn eerste trainer was overigens niet Bill Pijl maar Peter Soethoudt en of je nu bij de aspiranten, kadetten of junioren speelde, we speelden allemaal op dezelfde manier. Dat vond ik mooi om mee te maken”. De drive en de daarbij behorende ambities resulteerden al snel in uitnodigingen voor het nationaal kadetten-en later het nationaal juniorenteam. Op het pleintje achter aan de Korreweg speelde Michel vaak tot laat in de avond samen met jongens als Martin de Vries, Frank Ardon en Albert van der Ark en bleek dat hij best met deze jongens mee kon spelen. Zijn voorbeeld bij Donar was Renso Zwiers. “Ik zag Renso vooral hard rennen, lay-ups lopen en schieten. Ik dacht bij mezelf als ik zijn niveau kan benaderen dan kan ik wellicht een plaatsje bij het eerste team van Donar bemachtigen”.

Michel doorliep met veel plezier de jeugdteams bij BVG. Hij werd daar in zijn juniorentijd twee keer achter elkaar kampioen en pakte ook de nationale beker. Bij BVG speelde Michel voor het eerst op eredivisieniveau. “Ik was echt nog heel jong, zeventien denk ik en ik vond het prachtig. Na een doordeweekse uitwedstrijd nam LJ. Pipkin mij tot laat mee de stad in. De volgende ochtend op school sliep ik mij door de lessen heen terwijl Pipkin lekker kon uitrusten. Door gebrek aan geld en kwaliteit werd het uiteindelijk niet het avontuur waar Bill Pijl en BVG op hadden gehoopt maar ik ben ze eeuwig dankbaar dat ze de stap toen wel hebben durven zetten. Ik heb dat jaar een geweldig leerzaam jaar gehad”. BVG degradeerde naar de promotiedivisie maar Michel bleef de club trouw. Na verloop van tijd begon er vanuit Donar belangstelling voor hem en eerdergenoemde Albert van der Ark te ontstaan. Michel praatte met bestuursleden van Donar over een eventuele overgang maar moest nog even in de wachtkamer plaatsnemen. Toen duidelijk werd dat de nieuwe coach, Bill Sheridan, het ook in hem zag zitten waagde Michel de gok en vertrok hij naar Donar. Ondanks dat Donar in dat seizoen zonder hoofdsponsor acteerde, Nationale Nederlanden stopte vrij acuut, presteerde de ploeg, zeker met in inachtneming van de op dat moment beschikbare mogelijkheden, gewoon goed. De vaste kern met o.a. Martin de Vries en Frank Ardon werden aangevuld met spelers als Jimmy Moore, Charles ‘Buffy’ Kirkland, Rob van Essen en Al Faber om er maar een paar te noemen en dus stond er ook echt wel een aardige ploeg. Michel kreeg in het eerste half jaar veel kansen van zijn nieuwe coach en leerde snel. Helaas voor Michel stokte het eredivisieavontuur na één seizoen. Donar kreeg de sponsoring voor het nieuwe seizoen niet voor elkaar waardoor de club niet op het hoogste niveau kon blijven acteren. Voor Michel een reden om terug te keren naar zijn oude liefde BVG. Daar speelde hij weer lange tijd in de promotiedivisie totdat Red Giants uit Meppel bij hem op de stoep stond. Giants had grootse plannen. Zij speelden ook promotiedivisie maar hadden de intentie om op korte termijn de stap naar de eredivisie te gaan maken. Glenn Pinas was coach en taxichauffeur. ”We reden eerst met Glenn mee in de dikke Mercedes. Later kregen we via Opel Tweelo een oud bakkie om mee op en neer te rijden. Albert van der Ark en Jeroen Talens reden dan met mij mee”. In totaal speelde Michel vier seizoenen in Meppel. De eerste twee seizoenen speelde hij in de promotiedivise. De laatste 2 jaar speelde hij in de eredivisie. Tijdens die periode studeerde Michel nog aan de Ubbo Emmius, de lerarenopleiding.  In het begin was het allemaal nog redelijk goed te combineren maar gaandeweg zijn verblijf in Meppel werd die combinatie steeds moeilijker.

“Na verloop van tijd liep mijn speeltijd wat terug. Dat snapte ik ook wel want wij hadden erg goede Amerikanen lopen met o.a. Mark Mitchel en Rob Jones. Mijn studie liep op zijn eind en ik kon bij Meppel niet meer verdienen dan het seizoen ervoor en dus koos ik uiteindelijk voor een maatschappelijke carrière in het onderwijs”. Na Meppel ging Michel fulltime aan het werk maar niet nadat hij nog een gesprek had gehad met de nieuwe coach van Donar, Jan Willem Jansen. “Dat gesprek vond plaats in een kroeg. Jan Willem vond mij net te oud, hij zette echt in op hele jonge spelers die hij nog helemaal naar zijn eigen hand kon zetten. Ik vond dat achteraf gezien wel heel erg jammer, ik was graag teruggegaan naar Donar. Toen ben ik gaan werken als docent en keerde terug naar mijn eerste liefde BVG die op dat moment weer actief waren in de promotiedivisie”. Bij BVG werd toen heel erg ingezet op de jonge garde terwijl bij Celeritas wat meer mix te zien was tussen jeugd en ervaren krachten. Uiteindelijk koos Michel ervoor om weer de overstap naar Celeritas te maken. Met jongens als Jake Nealy, Martin de Vries, Toni Ostojic en Jan Metselaar stond er een goede basis die het menig eredivisie team moeilijk kon maken. “Dat was uiteindelijk wel een mooie eindfase, we waren in staat te winnen van eredivisieteams. Op latere leeftijd bouwde Michel zijn carrière verder af bij Celeritudo.  Als speler was Michel altijd bloedfanatiek. “Mijn ouders zeiden vaak tegen mij: Mick, je moet knok’n voor je plekkie in deze maatschappij. Mede daardoor wilde ik alles eruit te halen, vond ik eerlijkheid belangrijk maar had al snel door dat je daarmee er alleen niet kwam. Zo herinner ik mij wedstrijd tegen BV  Zaandam dat ik hoorde, die Houttuin moeten we uitschakelen. Ik kreeg me daar toch een paar klappen te verwerken. Ik vond het lastig om daar mee om te gaan. Ik was erg temperamentvol maar niet altijd even basketbalslim. Als ik dus iemand met gelijke munt terug wilde betalen deed ik dat veel te opzichtig. Verder kon ik goed schieten, dunken lukte helaas niet. En ik kon, als undersized speler, ook aardig in de post meekomen.

Bloedfanatiek of niet, de mogelijkheden voor Michel om zich te ontwikkelen waren in zijn jeugdjaren gewoon minder. Zo wilde Michel heel graag naar een high school of college in Amerika gaan maar jammer genoeg kreeg hij daar destijds niet de steun voor van zijn ouders of school. Zijn maatschappelijke carrière ging eigenlijk van een leien dakje alhoewel er stiekem toch wel eens aan een switch werd gedacht. “De combi met school, sport en basketbal, dat had ik nog wel eens willen doen. Journalistiek vond ik ook erg leuk. Na veel wikken en wegen heb ik na 30 jaar Nederlands en Maatschappijleer te hebben onderwezen een andere uitdaging gevonden. Zo’n 3 jaar geleden heb ik de switch naar het speciaal onderwijs gemaakt. Op deze school zitten kinderen met die kampen met extreme gedragsproblemen. Het geeft heel veel voldoening als je die weer de weg omhoog ziet vinden. Met kinderen bezig zijn en de ontwikkeling zien doormaken, dat doe ik graag”.

Het werken met jeugd is dus iets wat Michel altijd heeft aangetrokken. Tel daarbij zijn liefde voor het doceren en het basketbalspelletje op en je hebt het profiel van een basketbalcoach. Al in zijn vroege jaren als speler begon hij met coachen. Zo had hij als jong jochie het tweede herenteam van BVG onder zijn hoede. Een getalenteerde groep waar hij dan ook veel plezier aan beleefde. Ook coachte hij de jeugd bij Celeritas. Daar maakte hij samen met Jan Ekhart een heus jeugdplan om zodoende meer structuur in de club te krijgen. Zelfs bij Meppel coachte hij, naast het spelen in de eredivisie dus, een jeugdteam. Coachen zat er dus al vroeg in. “Via Glenn Pinas, die destijds coach bij Donar was kon ik versneld mijn coachdiploma’s halen en heb ik veel met jeugd gewerkt. In een later stadium vroeg Rob Nieboer mij om bij het RTC aan te sluiten. Dat heb ik met veel plezier gedaan. Later heb ik daar een bestuursfunctie gekregen die ik tot aan de dag van vandaag met heel veel voldoening uitvoer.”.

Het RTC dus, een opleidingsinstituut dat in 2011 op initiatief van een aantal Groninger basketbalcoaches te weten Hein Gert Triemstra, Martin de Vries, Jack Keijzer, Rob Nieboer en Bart Prak. Het opleidingsmodel van de Basketball Academy RTC Noord zoals het instituut voluit heet sprak Michel enorm aan. De tijd die hij er op dit moment dan ook aan kwijt is ziet hij dan ook niet als een opgave. “Nee, integendeel zelfs. Wel vind ik dat als je iets doet er wel ergens een doel moet zijn waar je als organisatie naar toe kan werken. Iets doelloos doen en maar wat aanrommelen, nee, dat is niets voor mij. Binnen het huidige bestuur heerst dan ook een goede samenwerking. Alle plannen die voorbijkomen zijn ergens op gebaseerd. Ik ben zelf verantwoordelijk voor de technische zaken maar als ik zie dat er op een ander vlak een taak dreigt te blijven liggen dan pak ik die op. Die daadkracht vinden wij als bestuur belangrijk. Het is hard werken maar je ziet dat het tot resultaat leidt”.

Pete Miller is op dit moment de hoofdcoach van het RTC, een man waarin Michel veel van de ook door hem beproefde methodieken herkent. “Pete is de vierde hoofdtrainer en is echt een fantastisch mens. Zijn filosofie over de ontwikkeling bij de jeugd spreekt mij enorm aan. Pete heeft dat ondeugende. Hij kan die jonge gasten echt goed opvoeden en kneden. Zijn filosofie is gewoon eerlijk en die eerlijkheid vind ik ook erg belangrijk”.

Als speler had Michel ook een favoriete coach. “Bill Sheridan. Man wat had die man een passie. Hij was bezeten van het spelletje en enorm fanatiek. Tegelijkertijd was hij ook heel menselijk. Zo liet hij ons bijvoorbeeld veel nadenken over het omgaan met elkaar als team. Een geweldige vent”. Later kwam bij Michel uit een persoonlijkheidstest veel dezelfde eigenschappen naar voren.: “Ik schijn een harmonizer en gestructureerde denker te zijn. Maar ook termen als rebel en dromer kwamen hieruit naar voren. Wat ik wel weet is dat ik een prettige omgeving nodig heb om te kunnen functioneren. Vroeger wilde ik wel door iedereen aardig gevonden worden dat heb ik nu veel en veel minder”.

Net als ieder andere sport is ook basketbal aan verandering onderhevig. Doordat Michel al heel lang bij het (jeugd)basketbal is betrokken somt hij moeiteloos een aantal veranderingen op.” Fysiek, kracht en conditie, daar zit in mijn beleving een heel groot verschil in. Verder zie je dat het spelletje veel dynamischer is geworden. Met het statisch spelletje wat wij vroeger speelden kom je nu niet meer weg. Weet je, ik mis het spelen nog, heel erg. Liefst zou ik nog steeds op de vloer willen staan maar helaas laat het lichaam dat niet meer toe”.

Als Michel vooruitkijkt naar en filosofeert over zijn eigen toekomst dan blijken er nog voldoende ambities te zijn die hij nog wel waar zou willen maken. “Ik zou zelf ook nog wel eens bij Donar willen coachen maar daar ben ik eenvoudigweg als coach niet actief genoeg meer voor dus dat is misschien meer droom dan realiteit. Wat ik wel weer graag zou gaan doen en wat in mijn ogen ook een stukje realistischer is het trainen en coachen van een top jeugdteam. Het RTC is bijvoorbeeld echt een hele mooie constructie maar alleen trainen is niet genoeg voor mij, dan wil ik ook weer wedstrijden doen. Vooralsnog ga ik nog een jaar met Pete door en wie weet gooi ik het daarna wel over een heel andere boeg. Managen vind ik ook erg leuk, iets voor anderen betekenen daar krijg ik ook energie van kortom, ik ben nog lang niet klaar met het spelletje”!


Klaas Stoppels

Over Klaas Stoppels

Hij is een geboren en getogen Stadjer. Van jongs af aan besmet met het basketbalvirus. Klaas Stoppels was onder meer headcoach van Aris en Martini Sparks. Is trainer van de Basketbal Academy Groningen oftewel RTC Noord. Hij verdient z'n eurootjes als grafisch ontwerper. Klaas schrijft met regelmaat over het wel en wee van het Groningse basketballand.