Mijn liefde voor het volleybal

Door: Anne Buunk

"Hij is rood, hij is wit, en je weet dat 'ie er zit." Kent u de oplossing van dit lastige raadsel, is de kans groot dat u (met) een volleyballer bent (geweest). Kent u het antwoord niet, komt u er vast snel achter, de zogenaamde 'volleybalhumor' is namelijk niet extreem complex. Maar oh zo grappig. Zeg nu zelf, je hebt toch een bepaald gevoel voor humor nodig om liedjes te bedenken zoals "Ketsen doe je thuis", "Uit is uit", "Hoe - hoe", of de Duitse variant "Du kommst nicht vorbei."

Portret: Evelien Pinkster / Actiefoto: Harry Pinkster

Uiteraard is mijn liefde voor het volleybal niet alleen gebaseerd op het poëtisch vermogen van de beoefenaars. Er zitten meerdere aspecten aan de sport zelf en de wereld eromheen die het voor mij de mooiste sport ter wereld maken. Waarschuwing vooraf; dit stuk is uiteraard gericht op volleybal in het Noorden, maar ook sterk blauw-gekleurd. Lycurgus is nu eenmaal -ondanks alle strubbelingen in onze relatie- mij eeuwige liefde.

De 'ontmoeting'
Mijn andere liefde (ook wel kritische wederhelft), Niiwino Geertsema, noemde volleybal ooit 'een sport voor mietjes'. Na een kleine terugblik in de geschiedenis, moet ik hem helaas ook nog gelijk geven. De bedenker van het volleybal, William G. Morgan, vond basketbal namelijk 'te hard' voor de groep zakenlieden die hij les gaf. Hij gooide wat regels van verschillende sporten door elkaar, zo mocht je aanvankelijk dribbelen en bestond een wedstrijd uit innings. Om het niet-stoere imago van de sport nog maar even te bevestigen, mochten de dames de bal eerst vangen, om hun vingers te beschermen. In 2018 kunnen we inmiddels concluderen dat het net ongeveer de enige vaste waarde is in het volleybal. De sport gaat gebukt onder de regeldrift van (inter)nationale bonden; het aantal punten per set, het aantal sets per wedstrijd, de netfout, de voetfout, het rallypointsysteem, aantal pogingen bij de serve, de betekenis van de gele en rode kaart, waar de coach mag lopen of staan, het schermen, de spelerswissels - alles is één of meerdere keren aangepast en dit is geen uitputtend overzicht. Om de boel te verhelderen, verschillen de regels per land, soort competitie én niveau. Met andere woorden, als je het nog snapt als speler of supporter, ben je goed bezig. Ik prefereer daarom de term 'sport voor wijzen' boven 'sport voor mietjes'. 

Mijn persoonlijke ontmoeting met het volleybal was als mini bij Lycurgus. Niet per se een groot talent, wel direct verkocht. Liefde op het eerste gezicht. Een nuchtere, Groningse liefde, dat wel; het volleybal moest mijn hart delen met hardlopen, piano spelen en dansen. Toch werd onze relatie uiteindelijk monogaam en we zijn nooit meer uit elkaar gegaan. Zoals elke verhouding, kende de onze de nodige ups and downs, deels gerelateerd aan de hoge pieken en diepe dalen die het Groningse volleybal de afgelopen jaren heeft gekend.

De hoogtepunten
Een rondje archief bracht mij een aantal prachtige momenten. Let wel, dit overzicht is niet volledig, maar gebaseerd op mijn persoonlijke voorkeur. Zo stuitte ik op de vermelding van een 'tot de laatste plaats bezette de Bam' in het Nieuwsblad van het Noorden van 15 maart 1971. Nu stonden wij hier zelf met Lycurgus D1 enkele maanden geleden nog onze kunsten te vertonen tegen de vedettes van Stentor (o.a. Evelien Brouwer, Anne Barla, Hiske van Duinen - allen Lycurgus dames 1 tijdens de hoogtijdagen in Selwerd). De hieropvolgende desillusie zal ik u onthouden, maar de dames kunnen nog een aardig balletje slaan. Interessanter is wat er zich in 1971 in deze 'hal' (één veld, kleine tribune en onvoldoende speelruimte voor alle spelerskinderen) afspeelde. Hier werd bijvoorbeeld in 1971 al de zinderende derby tussen de mannen van Lycurgus en Oranje Nassau in de hoofdklasse gespeeld. Lycurgus nam destijds een brutale 5-0 voorsprong, toen een opstellingsfout werd ontdekt. Nieuwsblad van het Noorden schrijft: "De wedstrijd moest opnieuw beginnen en een gestimuleerd ON nam in de eerste set een voorsprong van 13-9 (NB: sets tot de 15, dus écht spannend). Lycurgus, uit zijn ritme gehaald en zoekend naar herstel, slaagde er toch in een achterstand ongedaan te maken en zelfs met 16-18 te winnen. Lycurgus bereikte daarmee in een door vele incidentjes ontsierd duel niet zijn beste vorm, maar zegevierde tenslotte toch na een met 15-10 verloren tweede set met 3-1.

Die 'vele incidentjes' zijn een fascinerend onderdeel van het volleybal. Waar men in andere sporten ellebogen uitdeelt, spelers uitjoelt of zelfs uitscheldt, benen breekt en scheidsrechters aanvliegt, worden in het volleybal andere fatsoensnormen gehanteerd. Fysiek contact is natuurlijk 'not done', schelden wordt niet getolereerd en bij menig scheidsrechter levert 'hé scheids!' je al een gele kaart op. De respectvolle wijze waarop we in het algemeen met elkaar omgaan, is natuurlijk prachtig. Maar deze sportiviteit kan het tot een enorme 'campingsport' maken, waarin je nooit even lekker mag 'rellen'. Soms wil je dat toch. Even stoken. Etteren. Dit moeten de heren uit Dordrecht en Groningen 44 jaar geleden ook gedacht hebben. In de gure winter van 1974 speelden de mannen van Lycurgus tegen Bouwlust-Orawi. Een spannende, gelijkopgaande en sportieve strijd. Maar bij een 2-2 stand brak de hel los: het héle Dordtse team ontving een gele kaart, vanwege het 'aansporen van de Lycurgianen' bij het wisselen. Kort daarop sloeg de aanvoerder van de uitspelende ploeg een bal weg als reactie op een beslissing van de scheidsrechter, en ontving hij rood. Bij de stand 12-11 was het klaar: de bezoekers gooiden de handdoek in de ring. Niet omdat zij een verlies aan voelden komen, maar omdat ze anders de trein zouden missen. Ze vertrokken. Het verwijt: Lycurgus treuzelde opzettelijk, opdat hun gasten de trein niet zouden halen. Lycurgus was zich 'van geen kwaad bewust' (vervoer naar het station zou zelfs geregeld zijn) en de NeVoBo gaf hen gelijk: winst voor de Groningers. Het Nieuwsblad van het Noorden kopte op 23 december: "Lycurgus reglementair winnaar na rel."

 

Toegegeven: wild, onbesuisd, ruig of barbaars kun je de sport niet noemen. Een ander heerlijk degelijk kenmerk vind ik de voorkeur voor een monogame relatie binnen het volleybal. Schuinsmarcheerders, pierewaaiers, of zoals ze in de volleybalwereld genoemd worden 'clubhoppers', genieten niet altijd veel aanzien.

Volleybalpionier Jan Beins, samen met Wim Steeman grondlegger van de promotie bij de heren van Lycurgus in de 70er jaren, stelde in het Nieuwsblad van het Noorden destijds: "Wij voelen niets voor volleybalvogels, die van nest naar nest vliegen."

Noem mij saai of zelfs rigide (met inmiddels meer dan 20 jaar bij Lycurgus met enkel een mini-uitstapje naar de blauwgele buren), maar de echte clubmensen, die blijven je bij. Voor Lycurgus is dat op het hoogste niveau bijvoorbeeld Wytze Kooistra. En wat te denken van de huidige assistent-trainer Gerard Smit, al vanaf 1989 (!) actief bij Lycurgus. Naast echte clubmensen, maken de gepassioneerde 'gekkies' het volleybal ook prachtig. Zie daar bijvoorbeeld Paul Oosterhof, die in zijn enthousiasme al coachend bij Veracles zijn enkel verzwikte. Of Chad Mercado in 2014, toen de mannen van Lycurgus niet in de buurt van het kampioenschap kwamen, maar wie kan dat wat schelen? Wij hadden 'de hulk'; hij sprong niet veel hoger dan over een zondagskrantje, maar hitste elke wedstrijd dansend, zingend en bodycheckend het publiek op. En wie interesseert het ene klap hóe Gino Naarden scoorde in het eerste finaleduel in Martiniplaza in 2016? Hij toonde zich een ware teamplayer en nam daarin in zijn invalbeurt 3050 toeschouwers mee. Daarnaast zijn er ook op een lager niveau bij elke club mensen al jaren trouw. Een specifiek clubje komt elkaar elk jaar weer tegen in Doezum, voor het Meerdaags Jeugd Toernooi. Onder het mom van 'de jeugd coachen en begeleiden' is het een vrolijk weerzien onder de volwassen kids.

 

Bij Lycurgus ontvangen wij elk jaar natuurlijk ook 'nieuwelingen', waarbij sommigen worden bevangen door het blauw-witte virus. Bevangen of niet, we stellen ze altijd voor aan onze eigen vedettes, die nog steeds op zaterdag acte de présence geven in Beyum. Bij aanvang van het seizoen worden verhalen verteld over onder andere Wim Kramer, Peter Barla, Jurjen Veerman, en Marcel Huisjes, onder het genot van een biertje in de Lichtboei op Ameland. 15 januari jongstleden stond er nog een stuk in het Friesch Dagblad over de 'oudjes van Lycurgus 2', en hun wedstrijd tegen koploper VC Sneek. Nu kan ik elke overwinning op een Fries team alleen maar toejuichen, maar specifiek van 'onze oudjes'. Ooit is Lycurgus beschreven als 'de club van lolbroeken' en het tweede en derde herenteam doen deze naam eer aan. Met ongetemperd fanatisme en een gezonde dosis humor afgewisseld met frustratie over dat-wat-20-jaar-geleden-toch-veel-soepeler-ging, zorgen zij voor ware spektakelstukken waarin ze menig jonge god de deur wijzen. Elke thuisspeeldag moeten de oud-ballenmeisjes in het publiek de neiging tot ongegeneerd 'fangirling' weer onderdrukken, als ze hun idolen in actie zien. Overigens zijn deze mannen zich ongetwijfeld bewust van hun status, de schaamte valt toch altijd wat van je af tijdens een biertje of twee bij Tieme en Aaltje. Zo heb ik ooit een handtekening van Wim Kramer gescoord, die nog steeds bij ons op de koelkast hangt. Begrijp me niet verkeerd, heren 1 in Martiniplaza zien spelen is ultiem, maar menig zaterdagavond verkiezen wij 'de oudjes' boven een sfeerloos potje in het Alfacollege. Bovendien hóórt de scheidsrechter ons in Beyum ook daadwerkelijk als wij 'waar zou zijn auto staan' inzetten (enkel bij twijfelachtige beslissingen uiteraard). Je bent supporter, en je wil wat. Volleybalsupporters worden overigens wel eens voor 'bioscooppubliek' versleten, maar bij tijd en wijle tonen ze zich van hun beste kant. Recentelijk mocht ik bijvoorbeeld getuige zijn van de overwinning van Lycurgus Dames 2, die volop in de strijd zijn voor de titel in de eerste klasse. Na op sterven na dood te zijn, wonnen zij op miraculeuze wijze met 3-1 van de nummer 2. Zij werden gesteund door een overvolle tribune, met op de trommel een jonge Lycurgiaan in fanshirt (die nu tijdelijk bij Sneek speelt). Ook is de 'groene hel' bij de dames van Veracles berucht en wordt bij de thuiswedstrijden van Dio Bedum Heren 1 regelmatig 'de tent afgebroken' (met daaropvolgend altijd een briljante 'Day after' overigens, te vinden op Facebook).

De dieptepunten
Je bent Groninger of niet; er moet ook wat te zeiken zijn. Een persoonlijke frustratie is het moderniseren van volleybalkantines. Er is niets fijner dan na een wedstrijd ontvangen worden door een kantinebaas die je kent, en als hij je niet kent op z'n minst vriendelijk is, met een koud biertje (van niet meer dan 2,20). Muziekje op de achtergrond, bitterbal erbij; de perfecte achtergrond voor een stukje gedetailleerde wedstrijdanalyse. Nu weet ik wel, zo gezellig als vroeger in het 'bruine café' van Ap en Tiny zal het nooit meer worden (al heb ik dit grotendeels van horen zeggen - ik dronk er alleen AA-drink na het ballen rollen). Maar op veel andere plekken is dat bruine café wel erg ver weg en vervangen daghappen, smoothies en dure koppen koffie steeds meer het gewone bakkie en patatje met. Als dat dan ook nog wordt geserveerd door een ongeïnteresseerde uitzendkracht, keer ik liever huiswaarts. Of naar Tieme en Aaltje in Beyum, daar waar de kleedjes nog op tafel liggen en een patatje speciaal de gezondste hap is (ui = groente).

Helaas maken de nu al beschreven kenmerken van het volleybal, het direct ook de vreselijkste sport, want wat kan het spannend, teleurstellend, hemeltergend frustrerend zijn. De afgelopen weken vormden toevallig een opeenstapeling van persoonlijke en professionele mislukkingen in mijn volleybalwereld. Net hersteld van onze eigen uitschakeling in de regionale beker (na een voorsprong van 2-0 in sets en 7 punten in set 3 is dat een prestatie te noemen), togen wij zondag 18 februari met de supportersbus naar Hoogeveen, voor de strijd om de nationale beker. Van onderschatting van de op papier mindere tegenstander was geen sprake. Ondanks dat Lycurgus vaak beschreven wordt als de favoriet, weten wij na jaren van promoveren-degraderen-promoveren in de Selwerdtijden wel beter. Ook tegen de 'mindere goden' (niets ten nadele van SV Land Taurus) kunnen 'wij' de boot ingaan. Maar de ervaringen van afgelopen seizoen en een recente presentatie van coach Taaij leerden mij, dat de mannen meestal nét op tijd de statistieken van held Willem de Wit onder ogen krijgen. Hierna draaien ze het spel normaliter om en weten ze toch te winnen (zie bijvoorbeeld de halve finale van de beker tegen Orion dit seizoen). Wat gebeurde er dan afgelopen zondag? Was de IPad van Taaij stuk? Of was deze nederlaag toch het bewijs dat 7 'losse' professionals niet vanzelfsprekend sterker zijn dan een (h)echt team amateurs? Net hersteld van de net-niet periode onder Zoodsma (2010-2013), voorzichtig gewend aan de succesjaren onder Taaij (landskampioen 2016 en 2017, Europees volleybal, Martiniplaza), en in de hoop op een nieuwe prijs, bleven de supporters zondag gedesillusioneerd achter. Al was het volgens de media wel een waar 'volleybalfeest' - je koopt er zo weinig voor 'met zonder beker'.

Voorzichtig werd er onder de supporters gesproken over de paralellen met 2013, het 'trauma in Zwolle'. Hoog weggestopt op de tribunes zagen wij destijds 'onze mannen' in de laatste pot om de landstitel een 2-0 voorsprong in sets nemen. Landstede kwam terug tot 2-1 en overleefde een matchpoint in de vierde set. Bij 25-24 voor Zwolle werd een door Wilson geslagen bal aangeraakt door het blok van Zwollenaren. In gedachten waren wij de 'pitch invasion' al gestart, de biertjes werden opgetrokken en 'kampioenuh' gescandeerd. Maar helaas, tranen van geluk werden tranen van pure ellende, frustratie, en verdriet. De scheidsrechter gaf de bal 'uit', de set ging uiteindelijk naar Zwolle, en in een waas vloog ook de vijfde set voorbij. Stijn Held, momenteel ook plaaggeest bij Orion, maakte de wedstrijd koeltjes af. Verlies in de bekerfinale deed weliswaar minder pijn, maar de combinatie van een niet geheel scherpe arbitrage met enorme kansen van Lycurgus, zorgde toch voor wat pijnlijke flashbacks.

Eind goed, al goed
De uitspraak 'Wat niet kan is nog nooit gebeurd' heb ik meerdere malen, toegegeven, ietwat schamper, aangehaald. Ik moet hierop terugkomen. Want dat wat 'niet kon', gebeurde voor Lycurgus én gebeurt elke week weer. In honderden dorpen en steden, door oudjes en jonkies, op elk niveau, worden wonderbaarlijke prestaties geleverd op 9 bij 18 meter. Diepe dalen worden afgewisseld met hoge toppen, sportief minder getalenteerde teams winnen wedstrijden door teamspirit, onhaalbare ballen worden gered met voeten, handen en hoofden, schijnbare onoverkoombare achterstanden worden ingelopen, en meer dan 4000 fans vulden Martiniplaza voor deze 'campingsport'. De spanning in elke vezel van je lichaam, het niet durven kijken bij een serve, opspringen alsof je zelf hebt gescoord, met alles meeleven met je teamgenoten terwijl je aan de kant staat, het ene na het andere belachelijke liedje inzetten, knuffelen na ELK punt - dat is voor mij volleybal. Saaie, 'cleane' overwinningen vind ik dan ook niets aan, niet als speler, coach en zeker niet als supporter. Gelukkig word ik op mijn wenken bediend. De kans op een zinderende finale om het landskampioenschap in de eredivisie is namelijk groot, gezien de huidige vorm van Lycurgus. Ik verheug me er nu al op.


Anne Buunk

Over Anne Buunk

Ze is geboren en getogen in Stad. Heeft haar hart verpand aan Lycurgus. Speelt in het eerste team, is lid van de jeugdcommissie en vertrouwenscontactpersoon van de jeugd. Tussen de sportieve bedrijven door is Anne Buunk verbonden aan het UMCG als neuropsycholoog. Anne produceert met regelmaat een column voor Sport in Stad.