Vertrouwen in een Kampioenschap

Door: Hein Gerd Triemstra

Op een mooie zomerse avond aan het einde van de maand mei 2004 kwamen zes teamgenoten op bezoek in Donderen om te genieten van een barbecue in de zon. Een welverdiend toetje voor deze toppers en begeleiders, die nog in een roes van een week vol huldigingsfeestjes en een langverwacht kampioenschap verkeerden.

Eindelijk was de verlossing daar voor de vele trouwe fans. Ruim 22 jaar hadden ze gewacht en vertrouwd op een tweede kampioenschap voor de Martinistad. Het leek lang oneerlijk dat Groningen met zoveel basketballtalent, clubs, beleving, toeschouwers, betrokken pers en kijk op basketball, te vaak aan de zijlijn toekeek bij het verdelen van de basketballprijzen. Inmiddels zijn we dit gevoel van 2004 na de vele successen in het afgelopen decennium bijna vergeten.

Ergens tussen de ćevapčići en de marshmallows vroeg ik mijn teamgenoten, wie van hen tijdens het seizoen had geloofd in het kampioenschap. Tot mijn verbazing waren er maar 3 spelers die voorafgaand aan de play-offs een overtuigd vertrouwen hadden gehad in een goede afloop, mijzelf incluis. Een interessante uitkomst van dit kleinschalig onderzoekje, dat me samen met enkele vragen altijd is bijgebleven. Hoe kan een kampioenschap je overkomen zonder er vertrouwen in te hebben? Hoeveel spelers heb je nodig om te geloven in een titel

Tijdens het seizoen 2000-2001 had Donar het potentieel beste clubteam, dat ik ooit in mocht spelen, met 3 sterke Amerikanen en 2 gelouterde Kroaten.  Zij hadden het tijdens dat seizoen echter voortdurend met elkaar aan de stok. De talentvolle Nederlandse spelers werden hierdoor zeker in hun ontwikkeling geremd. Voor het eerst in mijn carrière kreeg ik het gevoel, dat het spelen van professioneel basketball me minder plezier gaf. Het geven van basketballclinics werd toen nog leuker om te doen. Al vroeg in het seizoen merkte ik het gebrek aan harmonie op en besloot ik voor mezelf te kiezen en me enigszins afzijdig te houden. Hierdoor kon ik mijn sterkste kwaliteiten als teamspeler, hard werkende verbinder en anderen-in-stelling-brenger veel minder laten zien. De keerzijde was, dat dit statistisch één van mijn beste seizoenen was. De assistent-coach schrok toch wel, toen ik hem vertelde, dat ik ondanks mijn goede eigen prestaties weinig plezier aan het spelen beleefde. Natuurlijk hadden we uiteindelijk geen enkele kans in de halve finale van de play-offs tegen het door Ton Boot gecoachte Amsterdam, maar dat was eigenlijk wel aan te zien komen.

In de twee volgende seizoenen was het budget flink geslonken vanwege eerdere vergissingen tussen bruto en netto salarissen. Veel jonge spelers kregen kansen om zich te ontwikkelen en laten zien op het veld. In het eerste jaar waren de prestaties nog behoorlijk, maar was Breda het struikelblok in de play-offs. Het seizoen daarna was het beschikbare budget en de onuitgesproken ambitie nog lager en de resultaten passend hierbij. Inmiddels had ik op mijn 30e, na 8 seizoenen Donar en met een ALO diploma op zak al flink vooruit en om me heen gekeken voor alternatief werk en gesolliciteerd als badmeester bij zwembad Lemferdinge.

​Toen ik in 2003 half geblesseerd aan de play-offs begon, werd bekend dat Ton Boot de nieuwe coach zou worden. Het gaf veel vertrouwen voor de toekomst, dat dé Kampioenenmaker naar Groningen zou komen. Desgevraagd door een journalist beaamde ik deze goede keuze en was positief. Toch kon ik vanuit mijn eigenwijze kijk op interne communicatie het niet nalaten, om aan te geven dat ik het raar vond dit nieuws via de krant te moeten vernemen. Dat was koren op de molen voor een ordinaire voorzet om de nieuwswaarde te verhogen met een gefaciliteerde polemiek. Na een getergde reactie van Ton Boot, hield ik me daarna wijselijk stil en richtte mijn aandacht op een mogelijk kampioenschapsjaar.

Door aandachtig en grondig de geschiedenis te bestuderen, geloofde ik dat Ton Boot de beste coach voor Donar was. Ook wist ik al veel van zijn speel- en trainingsstijl. Bijna had ik al eerder voor hem gespeeld, toen ik in 1992 vanuit Den Helder een aanbod kreeg. Ton Boot had voor mij een gesprek geregeld bij de ALO in Amsterdam, om de combinatie te bekijken. Toch heb ik mezelf laten aanbieden bij Donar om in Groningen de beste combinatie van studeren en basketballen te vinden. Uiteindelijk kwam die samenwerking er alsnog in 2003 met de combinatie van basketballen en werken bij Noorderpoort als Topsportcoördinator. Het was mij wel duidelijk dat ik niet op overdreven veel krediet en vertrouwen hoefde te rekenen.

In vele kampioenschappen nam de nieuwe winnende coach vaak drastische maatregelen en soms afscheid van geroutineerde spelers, die inmiddels als meubilair van een club werden gezien. Van Ton Boot werd gezegd, dat hij spelers eerst helemaal afbrak en daarna weer opbouwde. Bij de start van het seizoen zorgde ik er voor dat ik zoals altijd conditioneel al in ‘shape’ was en dit seizoen zelfs iets beter. Mijn rug was al meerdere jaren kwetsbaar, maar hield het redelijk tijdens het seizoen. De eerste training van het seizoen was interessant op een veld zonder basketballlijnen en  direct de eerste afvaller. Er zouden meerdere volgen, maar ik wilde graag kampioen worden en wist dat het mogelijk was.

Het ging bij mij niet allemaal meer zo vloeiend en snel zoals in mijn jonge jaren, maar mijn inzicht, werklust, goede passes en schotjes kwamen nog goed van pas. Vooral mijn in de laatste seizoenen ontwikkelde reboundkracht kwam goed van pas, want bij Ton Boot moest je in elke 5 speelminuten een rebound pakken. Het verschil werd tijdens de trainingen in ‘suicides’ gesprint. En zo werden we langzamerhand tot een reboundmachine geboetseerd. Zelfs in de zomerpartijtjes na het seizoen merkte ik dat deze reboundende intensiteit nog een tijdje blijft. Gefascineerd heb ik dit seizoen het gehele proces meegemaakt en als beginnend coach geanalyseerd. Want ik merkte dat ik al meer als een trainer, dan als een speler alles beleefde.

De omstanders begrepen allemaal niets van mijn positieve houding tijdens mijn laatste seizoen. Ik speelde weinig, had weinig krediet, trainde eigenlijk heel goed en geconcentreerd. Andere spelers kregen tijdens de trainingen meer kritiek te verduren dan ik, dus ik had het prima naar mijn zin en kon tijdens wedstrijden herstellen van pittige trainingsweken. Richting einde van het seizoen werd mijn rol groter en waardevoller. Starter ben ik niet geweest, maar in de eerste ronde van de play-offs maakte ik de eerste score na een moeizaam begin van de eerste wedstrijd. Mijn beste wedstrijd van het seizoen was de allerlaatste van mijn tiende en laatste seizoen bij Donar op het veld. Mijn meest leerzame en succesvolle seizoen als speler en theoretiserend coach en eindelijk weer een kampioenschap voor dé basketballstad van Nederland.

Het was heel erg bijzonder om de ontlading mee te maken van alle fans en betrokkenen. Mooi om met hard werken en doorzettingsvermogen daar een bijdrage aan te hebben mogen leveren. Inspiratie is en blijft de essentie van topsport. En toen dacht ik, dat Donar zeker 3 of 4 keer vaker kampioen zou worden in de vervolgjaren… Niets was echter minder waar. Een topseizoen 2004-2005 eindigde in de eerste ronde van de play-offs tegen Bergen op Zoom. De verwarring bij mij in de rol van toeschouwer was compleet. Pas enige tijd later analyseerde ik, dat los van alle kwaliteit op en om het veld het uiteindelijk draait om vertrouwen en geloof van misschien minimaal 4 direct betrokkenen. Als trainer tracht ik spelers altijd vertrouwen en geloof in de werkwijze, elkaar en de goede afloop bij te brengen. Waardevol voor topsport en het leven.


Hein Gerd Triemstra

Over Hein Gerd Triemstra

Hij was jarenlang actief voor Donar en speelde 56 interlands. Hein Gerd Triemstra is tegenwoordig Youth Coordinator BBC Grengewald Hueschtert and Create Playful Learning in Luxemburg. Hij is single. Zoon Joran studeert in Amsterdam en speelt voor Orange Lions Academy. Hein Gerd is al jaren columnist van Sport in Stad.