't Groningen Gevoel van ...

...Dennis Borst

Toen mij werd gevraagd of ik een verhaal wilde schrijven over mijn Groningen gevoel, rees bij mij de vraag; “Heb ik dat wel?” Toen ik de vraag op mij liet inwerken, realiseerde ik me dat Groningen mij in de loop van de jaren heel veel geeft en heeft gegeven. Door de jaren heen heb ik hier veel meegemaakt; Liefde, verdriet, successen, vreugde, teleurstellingen en rust. Het Groningen gevoel loopt hier als een rode draad doorheen.

Als kleine jongen groeide ik op in Bergambacht, een klein dorpje onder de rook van Rotterdam, tussen de koeien, schapen en de vele weilanden. Het is een mooi stukje Nederland waar ik graag naar terugkeer om familie en vrienden te bezoeken, en om bij mijn vader langs te gaan.

Als lange jonge jongen met een bos krullen heb ik verschillende sporten beoefend. Ik begon met voetbal en door mijn lengte werd ik al snel in de goal gezet. Omdat ik alleen maar wedstrijden wilde spelen en geen zin had om te trainen stopte het voor mij. Mijn moeder sprak destijds de wijze woorden; “als je niet wilt trainen, kun je ook geen wedstrijden spelen”. Logisch ook, want zonder training verdien je het niet om te spelen. Het is best komisch om nu te bedenken dat ik toen één of twee keer trainen al te veel vond, en ik nu negen keer per week train en maar één of soms twee wedstrijden per week speel.


Na mijn korte voetbalcarrière heb ik ook judo en waterpolo geprobeerd. Daar kwam voor mij een einde aan omdat ik of te slecht was, of ik het te zwaar vond. Mijn basisschoolvrienden, die nog steeds mijn beste vrienden zijn, vertelden mij dat ik maar eens mee moest gaan naar de sporthal om samen te volleyballen bij THOR. Ik was niet gelijk overtuigd van de sport maar besloot toch een keer met ze mee te doen, niet wetende dat dit de start betekende van een hele mooie carrière.

Op 13-jarige leeftijd, in het prille begin van 2006, begon de meest gitzwarte periode uit mijn toen nog jonge leven. Ik verloor mijn vader. Na een periode van twee zware weken op de ‘intensive care’ waar mijn vader in coma lag, moest ik op 16 januari afscheid nemen van mijn grote held. Op dat moment zat ik alleen naast het bed waar ik een tijdje tegen hem heb gepraat, naar hem heb gekeken en heb gehuild. Ondertussen is het bijna 15 jaar geleden maar de volledige twee weken in het ziekenhuis kan ik mij nog herinneren als de dag van gisteren. Hals over kop ‘s nachts naar het ziekenhuis omdat ik bij hem wilde zijn, de momenten met familie, de slechtnieuwsgesprekken. Het zijn situaties waar je als 13-jarig kind niet mee geconfronteerd wilt worden. Op 17 januari vroeg in de ochtend werd ik gebeld door mijn moeder die de nacht samen met mijn broer in het ziekenhuis was gebleven. “Papa is overleden”. Ik was op dat moment niet in het ziekenhuis, ik was jong en de situatie te heftig om op dat moment in het ziekenhuis te zijn. Een keuze die ik tot op de dag van vandaag heel knap vind van mijn moeder en een waar ik nog altijd achter sta. Mijn hart brak en er volgde een periode van onrust, pijn en verdriet. Veel verdriet.


Mijn vader was van maandag tot en met vrijdag internationaal vrachtwagenchauffeur. Hij was daardoor veel van huis. Zondagnacht vertrok hij en op vrijdagavond kwam hij weer thuis. Vrijdagavond was hét moment van de week waar ik als kind naar uit keek, met een lange knuffel als gevolg als hij het huis binnen stapte. Mijn vader reed voornamelijk naar Duitsland, België, Luxemburg en Frankrijk. Als hij in het weekend thuis was dan was hij voor de volle 200% onze papa en mijn moeder haar man. Op zaterdag was hij altijd bij de sportwedstrijden van mij en mijn broer, op zondag bracht hij mij naar de talententraining van de bond en zondagavond was zijn moment in de keuken. Mijn vader - Niek - heeft mij laten zien wat echte liefde is, hoe je liefde naar elkaar uit en hoe je er voor je gezin bent. In de relatieve korte periode dat ik hem om mij heen heb gehad heb ik veel van hem geleerd en is hij voor altijd mijn grote voorbeeld. Het rugnummer 18 (zijn verjaardag) waar ik sinds mijn Lycurgus-periode mee speel is een eerbetoon, zo is hij tijdens het volleyballen altijd bij me.

Mijn eerste Groningen-ervaring kwam, toen ik 17 jaar oud was. Met mijn toenmalige team Prins/VCV uit Veenendaal reden wij richting het hoge noorden voor de wedstrijd. Het verschil tussen ons en Lycurgus was veel te groot en na een uur in de hal te hebben gestaan kon de lange terugreis weer beginnen. De club, het team en de professionaliteit maakte een diepe indruk bij me. Gevoelsmatig was Lycurgus een brug te ver voor mij, ‘ik ben niet groot voor mijn positie en kom pas net kijken’. Er was in de jeugd tegen me gezegd dat ik te klein was om de top te halen, VCV was dus al voor mij een ‘once in a lifetime’-experience. De stap om van derde divisie naar de eredivisie te gaan was groot; van VCV naar Lycurgus voelde als een niet te behalen doelstelling.

Met VCV draaiden we een erg goed seizoen en in de play-offs stonden we weer tegen het grote Lycurgus. De wedstrijd werd helaas verloren, weer hadden we niet veel in te brengen. Toen de wedstrijd was afgelopen liep ik teleurgesteld met mijn hoofd naar beneden gebogen richting de kleedkamer. Tijdens de korte wandeling keek ik nog een keer naar het veld en in mijn ooghoek zag ik iemand met zijn arm omhoog staan. Ronald Zoodsma - de coach van Lycurgus - maakte een gebaar richting mijn kant dat diegene naar hem toe moest komen. Zo onwetend als ik was keek ik achterom. Daar stond niemand. Ik keek weer op en nogmaals maakte Ronald het gebaar waarop ik reageerde door mijn wijsvinger richting mijn eigen borst te wijzen in combinatie met een vragend gezicht. Het antwoord was duidelijk, ik moest mijn wandeling verlengen richting de coach van Lycurgus. Het gesprek was indrukwekkend, Ronald wilde dat ik bij lycurgus kwam spelen - wauw!

Op 14 juni 2012 zette ik mijn handtekening onder mijn eerste professionele tweejarige contract.

De start bij Lycurgus was er een waar ik niet graag naar terug kijk. Bij Lycurgus spelen, betekende ook voor het eerst op mijzelf wonen. Ver weg van mijn moeder, broer, vrienden en familie die ik het liefst graag dichtbij mij heb. Het voelde dat ik als boertje van het platteland naar de grote stad was vertrokken, zonder goed te weten waar ik terecht kwam. Groningen voelde voor mij toch als de andere kant van de wereld. Het huis waar ik zou gaan wonen stond in Beijum, een appartement aan de Wibenaheerd. Het was het huis van Edson Felicissimo, die op dat moment niet in Nederland was. Echter was zijn kat dat wel en die had gretig gebruik gemaakt van de afwezigheid van zijn baasje. De details zal ik je besparen, de geur die ik rook toen ik de deur opende werd mij niet bespaard.

Toen ik wachtte op een nieuw onderkomen verbleef ik bij een vriend van mij in ‘t Zandt (of all places). Tijdens deze periode begon ik ook aan een nieuwe studie aan het Johan Cruyff College. Martijn Loppersum, Afien Bouwman & Hans Robben hebben mij onwijs geholpen tijdens deze periode. Het gemis van thuis en het niet lekker in mijn vel zitten had zijn effect op mijn studie. Ze hebben mij geholpen met studiegerelateerde zaken maar ze hebben mij ook voorzien van de juiste adviezen hoe ik met verschillende situaties kan omgaan.
De heimwee werd steeds sterker, ik miste mijn thuis, mijn moeder, mijn broer, mijn vrienden en ook kwam het gemis van mijn vader in een heftig vorm terug. Al deze dingen samen maakten dat ik mijn contract per direct wilde inleveren. “Waarom ben ik hier?”
Na verschillende gesprekken met het thuisfront te hebben gevoerd en een gesprek met Ronald Zoodsma te hebben gehad, heb ik dat niet gedaan. Mijn moeder zei; “geef het een kans tot december, als het dan niet bevalt gaan we een keuze maken”, Ronald haalde mij op uit ‘t Zandt en zette mij op de trein terug naar Bergambacht om op adem te komen.

Het gesprek in december is er echter nooit van gekomen.

Groningen was mijn nieuwe thuis. Groningen betekende voor mij het begin van een mooie volleybalcarrière. In mijn eerste jaar onder Ronald en Gerard Smit was er eentje waar ik ontzettend veel van heb geleerd. Binnen twee jaar ging ik van twee keer trainen per week in de derde divisie naar een topclub in de eredivisie waar ik voor prijzen speelde en waar ik voor het eerst Europa in ging voor de sport. Ronald heeft mij heel erg geholpen in mijn ontwikkeling als speler, hij maakte mij harder en liet mij zien dat als ik iets wilde halen ik er voor moest knokken. In dat jaar ben ik verschillende keren op de bank gezet omdat ik; of een stommiteit had uitgehaald of in die week niet voldoende had gepresteerd. Na bijvoorbeeld het verliezen van de halve finale in de beker heeft hij mij twee wedstrijden op de bank gezet. Die twee weken heb ik keihard getraind en gelukkig ben ik daarna niet meer uit de basis verdwenen. Als je iets wilt moet je er voor knokken, het komt je niet zomaar aanwaaien.


Tijdens mijn eerste seizoen heb ik denk ik mijn mooiste finaleserie in mijn huidige carrière gespeeld tegen Landstede Volleybal. Twee hele sterke teams, vijf lange wedstrijden waarvan de laatste drie uitverkocht, serveren op onze matchpoint, maar helaas wel verloren. Na het winnen van de vierde wedstrijd waren de tickets voor de vijfde wedstrijd binnen 30 minuten uitverkocht! Tijdens die serie wedstrijden merkte ik pas echt hoe erg het volleybal leefde in deze Stad. Ik speelde opeens voor een vol Alfa-college, 1.500 man. Terwijl ik twee seizoenen daarvoor voor tien man inclusief de scheidsrechter speelde. Het was geen spelletje meer voor mij, het was een uit de hand gelopen passie die was uitgegroeid tot een professionele carrière.

Na een zeer turbulente zomer waar Lycurgus bijna failliet raakte waren Just Dronkers en ik als enige over gebleven. We hadden een zeer jonge groep met een nieuwe hoofdcoach in Arjan Taaij en dat bleek een succes te zijn. We eindigde dat jaar als derde en we haalde net niet de finaleserie om voor het kampioenschap te spelen. Toen het seizoen afgelopen was, heb ik veel nagedacht waar ik zou willen gaan volleyballen. Arjan deed zijn best om mij voor de club te behouden. Hij gaf aan dat er grootse dingen bij de club stonden te gebeuren, “In 2020 spelen wij hier Champions League, Dennis! Geloof me, daar wil je bij horen!”.
Op dat moment moest ik daar om lachen, de club was net uit een financieel gat getrokken en nu hebben we het over Champions League spelen? Het was voor mij een ongeloofwaardig verhaal, maar voor Arjan niet. Arjan zat vol ambitie en had er ook een masterplan voor geschreven; “Van landskampioen naar Champions League”. Want ja, wat niet kan is nog nooit gebeurd.

Toen ik in die zomer een belletje kreeg van Landstede Volleybal met de vraag of ik daar wilde komen spelen was de keuze snel gemaakt. Landstede was een club die twee jaar op rij kampioen was geworden en waar vele spelers naar toe wilde. Het team van seizoen 2014-2015 was al grotendeels bekend en daar wilde ik beslist deel van uitmaken. Het Landstede seizoen was een mooie, we wonnen de triple. We werden supercup winnaar, bekerwinnaar en landskampioen. De bekerfinale en de strijd om het landskampioenschap waren zeer spannende wedstrijden voor mij, we speelden namelijk tegen Lycurgus. Ik moest en zou deze wedstrijden winnen want daarom ben ik naar Landstede gegaan. Lycurgus mocht deze wedstrijden beslist niet gaan winnen, hoewel ik het de personen die ik goed kende het uiteraard wel gunde. Gelukkig wonnen wij beide prijzen.

Het winnen van nationale prijzen is iets magisch, eigenlijk vrijwel niet met een pen te beschrijven. Het hele jaar train je het snot voor de ogen en moet je er veel voor laten. Vaak kan ik niet bij mooie gelegenheden zijn van familie en vrienden, of bijvoorbeeld bij verjaardagen. Het is trainen, trainen, trainen, wedstrijd en nog eens trainen. Dat je dan aan het einde van het seizoen met de beker van het landskampioenschap in je handen mag staan, geeft voldoening. Het creëert zelfs vaak een traan over de wang.


Net voor het einde van mijn eerste jaar bij Landstede Volleybal kreeg ik een telefoontje van een onbekend nummer. “Met Dennis Borst”, “Dennis, je spreekt met Gido Vermeulen”. SLIK!
Gido vertelde mij dat ik op de ‘longlist’ stond van het het Nederlands team, opeens stond ik op een lijst tussen de beste volleyballers van het land. Het was een mooie periode, veel indrukken en veel geleerd. Eigenlijk was het onverstandig om voor het Nederlands team te kiezen, ik had grote knieproblemen ontwikkeld in mijn jaar bij Landstede. En moest eigenlijk na het seizoen direct gaan revalideren, maar nee zeggen tegen de bondscoach kan niet en misschien zou deze kans nooit meer komen.

Helaas heb ik dat jaar daarna bij Landstede veel langs de kant gestaan vanwege de aanhoudende knieproblemen. Bij de wedstrijden die ik wel speelde ben ik opgevallen door de Belgische club uit Antwerpen. Mijn spelersmanager Joost Kooistra belde mij om te zeggen dat zij interesse hadden. Na verschillende gesprekken te hebben gehad was het tijd om het contract te tekenen. Aangekomen in Antwerpen kreeg ik eerst nog een scan van de knie, zodat ze precies wisten waar we aan moesten werken om mij fit te krijgen, de uitslag zou later volgen maar geen effect hebben op het tekenen van het contract. Na de scan ging ik naar de club, maakte ik kennis met de mensen en tekende ik mijn contract.

Op het moment dat ik de pen van het papier haalde na het zetten van mijn handtekening ging de telefoon van de technisch directeur van Antwerpen. Het ziekenhuis belde en aan de toon van zijn stem te horen klonk dat niet positief. Al bellend liep hij de kamer uit om na tien minuten terug te keren. “Sorry we kunnen niet met elkaar doorgaan, de knie is te beschadigd om je bij ons te laten spelen”. De inkt was nog nat en de terugreis naar Groningen was een hele lange. De vraag die ik me stelde was; en nu? Wie wil mij hebben nu blijkt dat mijn knie verre van fit is?

Een paar weken later zat ik buiten aan tafel bij het Van der Valk Hotel in Assen. Ik zat daar samen met Joost, Erwin Rob en Arjan Taaij. Arjan had lucht gekregen van de situatie met Antwerpen en dat ik weer beschikbaar was. Ondanks de slechte knie wilde hij graag kijken naar de mogelijkheden om terug te keren naar Groningen. Voor mijn gevoel gooide Lycurgus een reddingsboei naar mij toe, ze gaven me de kans om bij hen fit te worden en mijn carrière te vervolgen. Dat gaf rust.
Het gesprek wat ik aan het einde van het seizoen 2013-2014 had met Arjan over het spelen van Champions League in Groningen, bleek uit te zijn gekomen. Op 2 november 2016 hadden we ons debuut op het hoogste Europese clubpodium voor 4.000 supporters. Magisch!

Ik was terug in het hoge noorden en dat voelde goed. De Stad, de Stadjers en de club, het was fijn om daar weer deel van uit te maken. Dankbaar ben ik ook dat Arjan mij de kans en mogelijkheden heeft gegeven om een aangepast trainingsschema te draaien vanwege de belasting op mijn knie. Gedurende het jaar begon ik met maar drie keer per week trainen want meer kon mijn knie op dat moment niet aan. Langzaam hebben we dat opgebouwd naar een paar keer meer en langer trainen, maar ik heb in de eerste twee jaar nooit de volledige belasting gehad die het team wel had.

Gelukkig speelde ik elke wedstrijd en heb ik een mooie bijdrage kunnen leveren aan de prijzen die we in die periode hebben gewonnen. Na twee jaar was ik klaar met de pijn in de knie, klaar met het chagerijnig zijn tijdens de trainingen omdat mijn knie zo’n pijn deed. Ik wilde mijn plezier weer terug hebben. Na verschillende gesprekken in het Martini Ziekenhuis te hebben gehad heb ik mij door Reinoud Brouwer laten opereren. De kans van slagen was 50/50, niet heel geruststellend dus maar er werd mij verteld dat het in ieder geval niet slechter zou worden. De keuze was gemaakt om mij te laten opereren en mocht dit geen positief effect hebben had ik mijzelf voorgenomen om te stoppen met volleybal. Nu, 2,5 jaar later, ben ik fitter dan ooit. Na een goede en lange revalidatie bij Medisch Centrum Zuid en onze fantastische fysiotherapeuten Peter Eppinga en Malou Alferink voel ik mij soms net een veulen in de wei of een koe tijdens de koeiendans.

In mijn huidige tweede periode bij Lycurgus heb ik twee keer het landskampioenschap, één keer de nationale beker en drie keer de supercup gewonnen. Maar het belangrijkste is dat ik weer volledig belastbaar ben en dat ik weer plezier heb in het spelletje. Lekker smashen.

De afgelopen jaren heb ik geleerd dat Groningers niet nors of chagrijnig zijn, dat werd mij namelijk verteld toen ik voor het eerst naar de Stad kwam. Groningers zijn warme, toegankelijke mensen met het hart op je juiste plaats. Soms wat koppig en dwars, maar als ‘westerling’ kan ik daar ook zeker wat van...

Groningen is toch ook een beetje mijn Stad geworden!

Van Laauwerzee tot Dollart tou,
van Drìnthe tot aan t Wad,
Doar gruit, doar bluit ain wonderlaand
rondom ain wondre stad.


Ain Pronkjewail in golden raand
is Grönnen, Stad en Ommelaand;
Ain Pronkjewail in golden raand
is Stad en Ommelaand!