’t Groningen gevoel van...

...Erik Rutkens

Ik verhuisde van Drachten naar Groningen in de zomer van 1991. Ik kwam via een kennis terecht op een fantastische plek. Nieuwe Ebbingestraat 84a. Op loopafstand van de Grote Markt. Een nieuwe huisgenoot hielp me direct aan m’n eerste bijbaan. Ik ging werken bij De Drie Gezusters. Later in Grand Café Bruxelles en het Steakhouse. Bij Bruxelles opende ik vaak op zondagochtend het terras. Tegen half elf parkeerde wijlen Sjoerd Kooistra dan z’n Mercedes op de Grote Markt bestelde een kop koffie. Ging een krantje lezen. Als hij wegging gaf hij een knikje. Het was goed. Bij Grand Café Bruxelles en het Steakhouse kwamen veel spelers van FC Groningen. Op maandag kwamen Patrick Lodewijks en Grafton Holband vaak eten. Bespraken we het voetbalweekend. Op een avond kwamen ze met de hele selectie. Gooide ik per ongeluk een glas rode wijn over Milko Djurovski. De rookmagiër wilde mij vloekend en tierend te lijf. Gelukkig namen Lodewijks en Holband het voor me op.

Al toen ik nog bij m’n ouders in Drachten woonde bezocht ik vaak wedstrijden van FC Groningen. Ik kan me nog de replay van de halve finale van de beker in het seizoen 1986/87 herinneren tegen Ajax: 0 -3. Met goals van van Basten, Verlaat en Bosman. Ajax wint de finale, na verlenging, van ADO. Een jaar later de wedstrijd tegen Atletico. Erik Groeleken: 1 – 0. Ik was vooral onder de indruk van de aanvoerder van Atletico, de Portugees Paulo Futre. Hij deed voor mijn neus z’n warming-up. Een beetje sjokken, balletje hooghouden. Magisch. Toen ik in de stad ging wonen kocht in direct een seizoenkaart. Vanaf dat moment ging het bergafwaarts met de prestaties van FC Groningen. In het seizoen 1997-98 degradeert FC Groningen. Tot 2001 houd ik m’n seizoenkaart. Hierna verhuis ik voor m’n werk naar Amersfoort.

Eigenlijk ontstaat m’n Groningen gevoel in Amersfoort. M’n schoonouders woonden destijds in Onderdendam en telkens als we naar Groningen reden en ik zag in de verte het Gasunie gebouw opdoemen en even later de d’Olle Grieze voelde dit als thuiskomen. In 2005 verhuisden we weer naar Groningen. Ik bezoek, vaak met m’n twee zoons van 9 en 12, de thuiswedstrijden van FC Groningen. Het zal de leeftijd wel zijn. Het is anders dan vroeger. Ik mis de geur van gebakken ui achter de sta-tribune van het Oosterpark. Ik mis de lijken uit de kast. Ik mis het glas dat halfleeg is. Ik mis de helden van weleer: Bud Brocken, Jos Roossien, Jan van Dijk, Joop Gall, Rob McDonald, Adri van Tiggelen, Ronald en Erwin Koeman. Ja zelfs, Johan de Kock maar vooral Harris Huizingh. De Tovenaar van Ter Apel. Als geboren Fries vond ik het mooi dat hij in de nadagen van z’n carrière met SC Heerenveen nog Champions League speelde. Voor mij blijft hij de verpersoonlijking van ‘t Groningen gevoel. Als ‘Dreh und Angelpunkt’ steeg hij achter Milko Djurovski en Hennie Meijer tot grote hoogte. Een ding weet ik zeker. Nooit meer Harris Huizingh.