‘t Groninger gevoel van... Dorien D.H.M. van der Veen-Lüers

Mijn twee broers en zus waren als kinderen van zelf niet sportieve ouders toch opmerkelijk sportief. Geboren en getogen in Bedum was ik in op zondag vaak te vinden langs de lijn bij Voetbal Vereniging Bedum, waar mijn broers voetbalden.

Zelf tenniste ik bij de enige tennisvereniging die het mooie dorp rijk is, LTC Bedum. Mijn ouders gaven me mee dat sport vooral leuk moest zijn. Belangrijk werd het niet gevonden. Ze vonden het van groter belang dat ik mijn tijd vulde met het spelen op mijn dwarsfluit en mijn saxofoon en dat mijn schoolprestaties goed waren.

De winnaarsmentaliteit, die ik vol bewondering aanschouwde als ik met mijn broers en vader
‘s nachts in de woonkamer boksen aan het kijken was, is mij niet aangeboren. De beste willen zijn paste in mijn nuchtere perceptie niet in de bescheidenheid die zo wordt gewaardeerd door de Groningers. Ik kan me dan ook niet herinneren dat ik als kind een winnaarsmentaliteit had. Ik wilde vooral een leuke wedstrijd tennissen en aardig gevonden worden en ik vond daarom van mezelf dat ik ook op de tennisbaan sociaal moest spelen, wat wel wat punten in mijn nadeel heeft opgeleverd.

Toen ik 17 was ging ik Sociaal Juridische Dienstverlening studeren op de Hanzehogeschool in Groningen. Al snel zag ik de voordelen van een kamer in de stad. Ook was de taxi vanaf discotheek the Palace naar ons huis in Bedum zo prijzig dat een kamer in de stad al heel snel uit kon. Ik genoot van het Groninger nachtleven en de winnaarsmentaliteit die ik niet bezat op de tennisbaan ontbrak ook ten opzichte van mijn studie.

Dat veranderde toen ik op mijn 19e verliefd werd op een Stadjer die in het westen was gaan studeren. Ik herkende hem nog van het Wessel Gansfort College als de jongen met zijn tennisracket. Deze jongen had een groot deel van zijn jeugd doorgebracht op de tennisbanen van de Cream Crackers te Groningen. Meermaals had hij de titel beste tennisser van het Noorden behaald. Een strategische speler met een stalen karakter, die geduldig afwacht en zijn tegenstander gek maakt met zijn steady slagen. Het levend bewijs dat karakter en techniek minstens zo belangrijk zijn als kracht.

Inmiddels studeerde hij in Amsterdam, maar een echte Groninger was hij nog steeds. Hij kwam de weekenden meestal naar Groningen om zijn familie en vrienden te bezoeken. Ook tenniste hij nog bij Cream Crackers en voetbalde bij Lycurgus en zat hij als hij de kans kreeg nog altijd bij de FC op de tribune met zijn broer en zijn vrienden. Het gevoel dat hij had (en nog steeds heeft) bij zijn club zat heel diep. Als kind van een sportjournalist is de sport hem met de paplepel ingegoten en leidend onderwerp van gesprek. Ik heb zelf nooit passie voor sport gehad en begreep de plek die sport innam in het leven van zijn familie niet. Toen hij in 1999 huilend op de tribune zat toen FC Groningen zijn kans om te promoveren verspeelde begreep ik daar werkelijk niks van. Ik vond het rijkelijk overdreven. Nu jaren later denk ik dat ik misschien een beetje jaloers was op de FC, omdat deze club blijkbaar gevoelens in hem aanwakkerde die ik niet in hem leek op te roepen.
Die zomer gingen we naar Italië en we bezochten een prachtige kathedraal. Als katholiek ging ik een kaarsje branden voor de gezondheid van familieleden. Hij zag zijn kans schoon en gedroeg zich voor 5 minuten katholieker dan de paus: hij stak een kaarsje op voor promotie van de FC en zijn gebeden werden verhoord: in 2000 promoveerde de FC en had ik een zielsgelukkig vriendje.

Zijn door het vele sporten meegekregen mentaliteit was op de tennisbaan gelijk aan zijn gedrag in het dagelijks leven; efficiënt en doelgericht. Gericht op “winst voor hem zelf”, of het nou ging over zijn studie, zijn sporten of zijn vriendschappen. Daarbij verloor hij het oog van zijn medemens gelukkig niet.

Mede door zijn bemoeienis ging het al snel beter met mijn studie en na afloop van de studie heb ik op zijn aanraden WO rechten voltooid. Inmiddels had ik de kunst van het uiterste uit jezelf halen al aardig afgekeken. Na mijn studie zijn we een paar maanden gaan reizen door Zuidoost-Azië en daarna ben ik naar het Koninklijk Instituut voor de Marine gegaan, waar ik volop kon sporten en mijn grenzen kon verkennen. Als militair jurist bij de Koninklijke Marine heb ik me prima vermaakt en was het meisje die aardig gevonden wilde tijdens een sportwedstrijd niet meer in me aanwezig.
Toen we kinderen kregen was het werk voor mij niet meer verenigbaar met het gezinsleven en ben ik als burgerambtenaar bij de Koninklijke Marechaussee gaan werken. Inmiddels hebben we drie kinderen (van nu 12, 9 en 7) en werk ik als manager bij de Belastingdienst.


Momenteel tennis ik in een fanatiek competitieteam, waarin verliezen geen optie is. Als ik een wedstrijd moet spelen heb ik soms de hele dag een knoop in mijn maag: ik wil niet falen. Natuurlijk weet ik dat het gaat om het uiterste uit jezelf halen en een sportieve wedstrijd spelen, maar ik wil mijn medespelers ook niet teleurstellen.

Onze kinderen groeien op in Den Haag op de tennisbanen van Thor de Bataaf, waar we nu alle 5 spelen. Opgevoed in Groningse nuchterheid en bescheidenheid komt de Haagse brutaliteit ze goed van pas. In hun groene FC Groningen tenuetjes bespelen onze Haagse producten met Gronings bloed de velden van het Westen, want ook de kinderen van deze Groningers voelen zich verbonden met Groningen; Een Groninger zijn zit in je, een echte boer zal immers altijd blijven springen voor zijn club.